Blog Henk Hagoort: Evidence informed?
08 juni 2023
Wat mij wel opviel is de twijfel die sommige woordvoerders, ook vanuit de coalitie, uitspraken over de waarde van latere selectie voor het bevorderen van kansengelijkheid. Het CDA citeerde daarbij uit het gesprek dat de Kamer onlangs had met de Inspectie van het Onderwijs. Volgens de inspectie laten de cijfers over ‘op- en afstroom’ zien dat leerlingen in Nederland redelijk gemakkelijk van schoolsoort wisselen. Wie niet op de goede plek zit, heeft alle kansen om van schoolsoort te wisselen. Latere selectie, een brede onderbouw, het heeft volgens de inspectie geen prioriteit. Met als gevolg dat het draagvlak in de Kamer voor latere selectie zichtbaar afbrokkelt.
Ik zat me op de publieke tribune in Den Haag behoorlijk op te winden. Hoeveel onderzoek is er nog nodig om aan te tonen dat latere selectie kansengelijkheid bevordert? Er zijn stapels onderzoeken die aantonen dat de wijze waarop wij leerlingen rond hun 11e of 12e levensjaar uitsorteren naar schoolsoorten de kansen van kinderen verkleint. Of zoals een van de meest gezaghebbende onderwijswetenschappers op dit terrein, Iliass El Hadioui, onlangs tegen me zei: over veel is de wetenschap het oneens, maar niet over de betekenis van latere selectie voor kansengelijkheid. De Kamer roept de onderwijssector vaak op om meer ‘evidence-informed’ te werken. Terecht. Maar geef dan zelf het goede voorbeeld.
En voor wie nog niet overtuigd is. Er wordt op dit moment in Den Haag graag geciteerd uit het recente Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) “Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid”. Ik lees daarin de volgende oproep aan het kabinet:
Vroege selectie – in het Nederlandse onderwijsstelsel krijgen leerlingen al op 12-jarige leeftijd een schooladvies – draagt bij aan kansenongelijkheid (Onderwijsraad, 2021). Een herziening van het stelsel is daarmee van grote bijdrage aan de kansengelijkheid. (-) De werkgroep stelt voor dat deze optie verder wordt uitgewerkt met aandacht voor de uitvoering, zodat de consequenties van een dergelijke ingreep die met enige regelmaat wordt voorgesteld inzichtelijk zijn. Zodat op termijn een bewuste keuze mogelijk is gezien de benodigde stelselwijziging.’
De minister heeft in zijn kabinetsreactie op dit IBO vooral de sturingsvragen opgepakt en de stelselvragen laten liggen. Ook de Kamer lijkt keuzes rond latere selectie voor zich uit te schuiven. Het is opvallend – en niet passend bij haar rol – dat de inspectie hiervoor de voorzet geeft en de Kamer volgt. Zo raakt deze stelselwijziging uit zicht. Dat is vooral heel erg vervelend voor al die leerlingen die door de wijze waarop we onderwijs nu inrichten minder kansen krijgen dan waar ze recht op hebben.