Blog Henk Hagoort: Geen feestje voor bestuurders

05 oktober 2023

Het begrip ‘subsidies’ is bekender in onderwijsland dan de term ‘subsidiariteit’. En toch is subsidiariteit het leidende principe in het advies van de Onderwijsraad dat vorige week verscheen over de positie van onderwijsbesturen. En zo ongezond een stortvloed van subsidies is voor scholen, zo heilzaam kan het toepassen van het subsidiariteitsbeginsel zijn voor het goed functioneren van het Nederlandse onderwijs.

Subsidiariteit betekent dat beslissingen op een zo laag mogelijk niveau worden genomen, zo dicht mogelijk bij de praktijk. Besluiten of uitvoering van beleid naar een hoger niveau tillen, vereist een bijzondere rechtvaardiging. De overheid dient volgens de Onderwijsraad dus terughoudend te zijn om beleid of uitvoering naar zich toe te trekken.

Dit zal veel schoolbesturen als muziek in de oren klinken. Niet in de laatste plaats omdat de afgelopen periode de overheid, zoals het rapport met voorbeelden beschrijft, de uitvoering van beleid naar zich toe heeft getrokken en met tegenstrijdig en inconsistent beleid de positie van schoolbesturen heeft verzwakt. Toch bewijst dit rapport niet het gelijk van gekwetste schoolbesturen. Het rapport reikt met het begrip subsidiariteit een ordeningsprincipe aan voor de sector waar ook huiswerk uit volgt voor onderwijsbestuurders.

Subsidiariteit vereist dat elke speler in ons onderwijsstelsel, te beginnen bij de leraar voor de klas, de eigen professionele ruimte kent en dat anderen die ruimte respecteren. Zoals schoolbesturen mogen verwachten dat de overheid terughoudend is en ruimte laat aan de professie van schoolbesturen, zo horen schoolbesturen terughoudend te zijn en de professionele ruimte van schoolleiders en leraren te respecteren. De Onderwijsraad constateert dat een aantal schoolbesturen moeite heeft met het toepassen van subsidiariteit binnen de eigen organisatie. Schoolbesturen moeten - volgens de raad - bijvoorbeeld niet voortdurend ideeën over goed of vernieuwend onderwijs over hun schoolleiders en leraren uitstorten.

Subsidiariteit kent ook grenzen. En zo is ook de autonomie van schoolbesturen begrensd. Niet elk vraagstuk kan op een lager niveau worden opgelost. Het terugdringen van het lerarentekort, onderwijs voor nieuwkomers, aanpakken van segregatie, passend onderwijs: allemaal thema’s die vragen om samenwerking tussen besturen en om een regierol vanuit de overheid. Ook hier ligt een stevige uitdaging in relatie tot de autonomie van schoolbesturen. Of zoals de Onderwijsraad schrijft: “In elk geval is samenwerking niet vrijblijvend. Het moet niet bij praten blijven; uit acties zal moeten blijken dat men werkelijk aan een gezamenlijk doel werkt.” De vorming van onderwijsregio’s om samen te werken aan het behouden, werven en professionaliseren van leraren laat zien hoe taai dit thema is.

Kortom: dit waardevolle rapport van de onderwijsraad is geen feestje voor bestuurders (wat critici er van lijken te maken) maar een huiswerkopdracht aan de hele sector en ook aan schoolbesturen. Elke speler (overheid, bestuurder, schoolleider, leraar, onderwijsprofessional) heeft zijn of haar eigen rol. De kunst is om elkaars professionele ruimte te respecteren en vandaaruit te werken aan goed samenspel tussen alle actoren. Als motto voor een volgende kabinetsperiode zou daarom kunnen gelden: minder subsidies en meer subsidiariteit.