Blog Henk Hagoort: Wie staat er op één?
19 april 2023
Wat niet helpt is dat de minister in een interview in de Volkskrant de suggestie wekt dat al die malaise het gevolg is van de autonomie van scholen en schoolbesturen: “Wat autonomie en vrijheid heet, is eigenlijk de boel aan zijn lot overlaten”. Vanaf nu moet het dus anders. En ja, dat betekent volgens Wiersma minder autonomie en een beetje “op de stoel van de schoolbestuurders gaan zitten”. Want, zo zegt de minister, “wat ik wil, is dat de overheid leraren en schoolleiders op één heeft staan”.
Ik raad de minister aan om toch nog eens goed dat dikke IBO-rapport op zijn bureau te lezen. Daar staat echt niet in dat het teruglopen van de onderwijskwaliteit het gevolg is van de autonomie van scholen en schoolbesturen. De belangrijkste conclusie is dat de overheid niet steeds met korte-termijninterventies moet willen sturen. Ik citeer: “Als niet duidelijk is waar het echt om gaat, dus zonder goede informatie, heldere doelen en een langjarig consistent beleid, slaagt geen enkel beleid. Dan zucht de leraar, de schoolleider, de ouder en de leerling, haalt zijn of haar schouders op, en gaat verder om te proberen er het beste van te maken, niet dankzij maar ondanks dat beleid. Dat is het beste naar omstandigheden, maar kan nooit het best haalbare onderwijs zijn.”
De leraar en de schoolleider zuchten dus niet vanwege hun bestuurders, zoals de minister suggereert, maar vanwege falend overheidsbeleid. Als de minister de leraar en de schoolleider op één wil zetten, dan moet dat beginnen met zelfreflectie op de rol van de overheid, niet met als eerste het ter discussie stellen van de autonomie van scholen en besturen. Dat doet geen recht aan het rapport en doet geen recht aan de dagelijkse praktijk op scholen.
Blijft staan dat het betreffende rapport een prima basis is voor een goed gesprek met de minister om aan de verwarring en sturingsoverload een einde te maken. Dat gesprek voeren wij graag omdat iedereen in de sector nu inderdaad zucht onder te veel korte-termijnpolitiek en te onduidelijke rollen. Ik sluit daarom net als Wiersma constructief af: “Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: het best mogelijke onderwijs voor onze kinderen”. De leerlingen staan dus, terecht, op nummer één.