Blog Henk Hagoort: Zelfstandige gymnasia: blik naar buiten
16 maart 2022
Het zelfstandig gymnasium staat volop in de aandacht. Er verschijnen opiniestukken in de kranten en in de boekhandel liggen op dit moment zelfs twee nieuw verschenen boeken van respectievelijk Mirjam Remie en Diederik Burgersdijk. De laatste gaf zijn boek de titel mee ‘Geschiedenis van een eliteschool’ en daarmee raakt hij de kern van het huidige debat: hoeveel ruimte is er nog voor een eliteschool in een tijd dat kansengelijkheid en het tegengaan van segregatie hoog op de maatschappelijke agenda staan?
Ik heb zelf een gymnasiumopleiding gehad en ben nog altijd blij dat ik in Grieks en Latijn eindexamen heb gedaan. Ik ervoer het gymnasium niet als een ‘eliteschool’. Het was voor mij een context waarin ik mijn talent kon laten zien, werd uitgedaagd op mijn eigen niveau en medeleerlingen had die ook beter waren in talen dan in sport.
Maar er is een andere kant. We weten dat brede scholengemeenschappen waar vmbo-havo-vwo onder één dak worden aangeboden meer bijdragen aan kansengelijkheid en socialisatie van leerlingen. Ik verwijs daarvoor onder andere naar de onderbouwing in het rapport van de Onderwijsraad 'Later selecteren, meer differentiëren'. De onderwijsraden, waaronder de VO-raad, hebben dit vertaald in een visie waarin gepleit wordt voor een brede, driejarige gemeenschappelijke onderbouw waarin leerlingen in een gedeelde context op hun eigen niveau les krijgen (zie Toekomst van ons Onderwijs). Daar zou een kennismaking met de klassieke talen en cultuur trouwens heel goed een onderdeel van kunnen zijn, en misschien zelfs wel voor meer leerlingen interessant en nuttig dan voor de typische gymnasiasten. In dit toekomstbeeld zou er strikt geredeneerd geen noodzaak meer zijn voor zelfstandige gymnasia.
Nu bestaan de gymnasia al sinds 1876 en hebben ze zich voortdurend aangepast, dus de beste insteek is niet de discussie over het bestaansrecht van zelfstandige gymnasia. Waar het beter over kan gaan is welke verantwoordelijkheid het zijn van een zelfstandig gymnasium met zich meebrengt. Natuurlijk raakt dat aan de vraag hoe een gymnasium binnen de eigen school een bijdrage levert aan kansengelijkheid, culturele diversiteit en socialisatie. Maar daarmee is de blik intern gericht, op het gymnasium zelf. Belangrijker vind ik de blik naar buiten.
Het belangrijkste is volgens mij dat gymnasia zich bewust zijn van het effect van hun bestaan op andere scholen in de omgeving. In sommige regio’s bestaat het dat brede scholengemeenschappen te veel vwo-leerlingen toegelaten zien worden op het zelfstandig gymnasium en daarom zelf een hele scheve verdeling krijgen over de verschillende onderwijssoorten. Met als gevolg dat er een neerwaartse spiraal ontstaat en de vwo-afdelingen van deze brede scholengemeenschappen steeds onaantrekkelijker worden voor vwo-leerlingen. Dat effect wordt nog erger wanneer het ‘concurrerend’ gymnasium de toelatingscriteria soepeler gaat hanteren. En dat gebeurt op sommige plekken. Het is bijvoorbeeld opvallend dat enkele gymnasia anders dan hun collegae-gymnasia op de ‘Inspectie-indicator onderwijspositie t.o.v. advies po’ plussen van 5 tot 10% scoren. Dat wil zeggen dat 5 tot 10% van de leerlingen na drie jaar in het middelbaar onderwijs hoger scoort dan het schooladvies. De oorzaak laat zich raden: op deze gymnasia worden ook leerlingen toegelaten met een advies havo/vwo ten koste van scholengemeenschappen in de omgeving.
Wanneer gymnasia onderdeel zijn van grotere schoolbesturen dan wordt op bovenstaande effecten vaak effectief gestuurd in het samenspel tussen bestuur en schoolleiders binnen de betreffende scholengroep. Voor zelfstandige gymnasia die geen onderdeel zijn van een breder schoolbestuur heeft het betreffende gymnasium volgens mij de verantwoordelijkheid om binnen de regio zelf tot afspraken te komen met andere scholen. Er zijn regio’s waarin dit soort afspraken gemaakt zijn en gymnasia alleen leerlingen met een vwo-advies via loting toelaten, om te voorkomen dat ze groeien ten koste van andere brede scholen.
Linksom of rechtsom is het bestaansrecht van het zelfstandig gymnasium in mijn ogen direct gekoppeld aan de bereidheid om vanuit de gezamenlijke maatschappelijke opdracht in een regio samen te werken en concrete afspraken te maken met andere scholen. Ik hoop van harte dat dat het volgende hoofdstuk is in het meer dan honderdjarige verhaal van de zelfstandige gymnasia in Nederland.