Edith Hooge: ‘Niet elk kind heeft dezelfde kans op goed onderwijs’
22 november 2022
De Onderwijsraad is het hoogste adviesorgaan voor de regering en het parlement op het gebied van onderwijs. In de raad zitten wetenschappers en mensen uit de praktijk. De Onderwijsraad opereert onafhankelijk en geeft al meer dan honderd jaar gevraagd en ongevraagd advies. Hooge: “We spelen een rol bij het overheidsbeleid voor de lange termijn en kijken bijvoorbeeld naar hoe het onderwijsstelsel zich ontwikkelt. Hoe staat het met de kwaliteit en de toegankelijkheid van ons onderwijs?”
Uitdagingen
Het funderend onderwijs kampt met grote uitdagingen, zoals dalende onderwijsprestaties van leerlingen op het gebied van taal en rekenen, en een leraren- en schoolleiderstekort, vertelt Hooge. De coronapandemie heeft die problemen verergerd. Ook de kansenongelijkheid in ons onderwijs baart Hooge zorgen. “Niet elk kind heeft dezelfde kans op goed onderwijs, en in ons stelsel gaan kinderen met verschillende achtergronden niet met elkaar naar school. Daarnaast komt het publieke karakter van het onderwijs steeds meer onder druk te staan. Bijles- en huiswerkinstituten raken steeds meer verstrengeld in het aanbod van publiek bekostigde scholen.”
Dalende leerlingenprestaties
De Onderwijsraad gaf onlangs een advies over dalende leerlingenprestaties op het gebied van taal en rekenen. “We constateerden dat veel scholen niet goed in beeld hebben hoe goed leerlingen presteren op taal en rekenen, vooral scholen in het vo. Lange tijd hebben we als vanzelfsprekend aangenomen dat die prestaties wel in orde waren. Maar een onderwijssysteem moet je altijd onderhouden. Het blijft niet vanzelf goed. Continu aandacht hebben voor de basisvaardigheden is ontzettend belangrijk.”
In het advies concentreert de Onderwijsraad zich dan ook op die dieperliggende ontwikkelingen die moeten worden bijgehouden. “Dat betekent bijvoorbeeld dat we moeten willen weten wat kinderen nodig hebben om goed geconcentreerd te kunnen lezen. Dat we moeten onderzoeken wat een verstandige manier van toetsen is. Maar ook dat we moeten kijken naar hoe we leraren opleiden en naar onderwijskundig leiderschap in de school.”
Het gymnasium hoeft niet te worden afgeschaft en een leraar hoeft echt niet te differentiëren op acht niveaus.
Later selecteren
In 2021 bracht de Onderwijsraad een advies uit over kansengelijkheid, getiteld ‘Later selecteren, beter differentiëren’. “In ons onderwijssysteem worden kinderen op zeer jonge leeftijd geselecteerd voor een bepaalde onderwijssoort. Dat is te vroeg voor de meeste kinderen. Bovendien worden kinderen van lager opgeleide ouders en ook meisjes te laag geadviseerd. Daar komt nog bij dat het advies een soort self fulfilling prophecy wordt, waardoor leerlingen in het voortgezet onderwijs worden benaderd als ‘een typische havoleerling’ of ‘een echte vmbo’er’.” De Onderwijsraad heeft geadviseerd om later te selecteren, bijvoorbeeld op vijftien- of zestienjarige leeftijd. Dan hebben kinderen de kans gehad zich te ontwikkelen en hebben ze bovendien zelf meer stem in hoe zij verder willen gaan. Volgens Hooge zal dit de kansengelijkheid vergroten en de sociale segregatie in het onderwijs tegengaan: “Alleen zo bereiden we kinderen goed voor op wonen, leven en werken in onze maatschappij.”
Brede brugperiode
Een stelselwijziging is niet zomaar gerealiseerd, weet Hooge. “Maar onderwijsprofessionals zijn volgens mij goed in staat om na te denken over hoe je een brede brugperiode kunt vormgeven. Het gymnasium hoeft niet te worden afgeschaft en een leraar hoeft echt niet te differentiëren op acht niveaus. In ons advies hebben we geschetst hoe zo’n brugperiode eruit kan zien. In een brede brugperiode zitten leerlingen in verschillende groepen en klassen. Die kunnen homogeen of heterogeen zijn. Ook moeten leerlingen in verschillend tempo leerstof kunnen doorlopen, en moeten theorie- en beroepsgerichte vakken worden afgewisseld. Kinderen kunnen zo meer uitproberen.”
Ook de weg naar een nieuw en kansrijker stelsel schetste de Onderwijsraad al in het advies. “Die weg is echt niet ingewikkeld. Natuurlijk moeten we goed kijken naar zaken als praktijklokalen en gebouwen, maar het merendeel van de schoolbesturen heeft al bijna alle niveaus onder hun hoede. Dat is een goed uitgangspunt. Het klopt wel dat we er klaar voor moeten zijn, natuurlijk. Werkdruk, het lerarentekort en dalende onderwijsprestaties zorgen ervoor dat we verstandig moeten nadenken over wat we wanneer doen. Maar we kunnen dit onderwerp niet parkeren.”
Besturen is strategisch opereren en keuzes maken in lastige situaties.
Rol van schoolleiders en bestuurders
De rol van schoolleiders en bestuurders bij de aanpak van al deze problemen is niet te onderschatten, vindt Hooge. “Schoolleiders en bestuurders hebben indirect een grote invloed op de onderwijskwaliteit op scholen. Het is daarom belangrijk dat de schoolleiders goed toegerust en gefaciliteerd zijn. Kunnen zij hun teams ondersteunen en tijd maken voor professionalisering op scholen? Kunnen zij hun hr-beleid inzetten ten bate van goed onderwijs?”
Het tekort aan leraren en schoolleiders maakt het belang van een goed personeelsbeleid door schoolbestuurders groter. “Is er een professionele werkomgeving voor leraren en schoolleiders? Welke keuzes kun je maken in personeelsbeleid om hen te ondersteunen? Op welke manieren kan de lumpsumfinanciering worden ingezet voor de ambities van je bestuur?” Met de antwoorden op die vragen bewijst de bestuurder zijn meerwaarde, vindt Hooge: “Besturen is strategisch opereren en keuzes maken in lastige situaties.”
Sectorrapportage
Hooge onderschrijft het belang van de Sectorrapportage PO/VO. “De po- en vo-sector laten hiermee zien dat ze samen de problemen willen aanpakken. En de sectorrapportage is ook een manier van verantwoorden, laten zien dat je inzichtelijk wilt maken welke doelen je stelt en hoe je publieke middelen besteedt. Politiek, samenleving en de sector kunnen op basis daarvan met elkaar in gesprek.”