Eerst de structuur, dan de cultuur - kennisgedreven werken bij het Openbaar Onderwijs Groningen (het vervolg)
31 maart 2021
-
Over de serie 'Op onderzoek uit: 3 scholen op weg naar meer kennisgedreven werken'
Dit artikel maakt deel uit van een serie 'Op onderzoek uit: drie scholen op weg naar meer kennisgedreven werken' van de VO-raad. We volgen dit schooljaar drie scholen die bezig zijn met een ontwikkeling richting meer kennisgedreven werken. Er wordt meegekeken met schoolleiders, onderzoekscoördinatoren, docenten en bij één school met een lector. Hoe ervaren zij het proces? Wat zijn de opbrengsten en meerwaarde voor de school, voor het onderwijs en voor de personen zelf? En welke obstakels komen zij tegen? Wat doet de ontwikkeling met de professionalisering van leraren?
De komende maanden worden de ervaringen van deze scholen gebundeld. In de eerste artikelen van deze serie heeft u kennis kunnen maken met de scholen en de betrokkenen. Zij vertelden over hun ambities en motivatie als het gaat om kennisgedreven werken. We zijn nu over de helft van het schooljaar. Hoe gaat het nu? Wat is de stand van zaken? En hoe kijken de betrokkenen naar de meerwaarde van kennisgedreven werken voor henzelf? Het voorjaar van 2021 vormt een reflectiemoment. Dan verschijnt een eindpublicatie waarin de scholen terugblikken op hun traject en ontwikkeling. En delen zij hun kennis en inzichten met de sector.-
Wat verstaan we onder kennisgedreven werken?
Met ‘kennisgedreven werken’ hebben we het over een integrale benadering. De basis ligt in het reflecteren op (en daarmee het verbeteren van) het handelen van de organisatie of de individuele onderwijsprofessional. Het gaat om het benutten van kennis, zowel uit onderzoek als uit de praktijk, door bijvoorbeeld (praktijkgericht) onderzoek te doen of schooldata te analyseren en - dat is een essentieel onderdeel - dat toepassen in het werk. Bij kennisgedreven werken is - idealiter - de hele school betrokken. Bestuur, schoolleiding en onderzoekscoördinator spelen in dit proces een belangrijke rol.
Dit jaar is de Stichting Openbaar Onderwijs Groningen begonnen met het aanstellen van primoraten (primair onderwijs, in samenwerking met de Beroepsvereniging voor Academici in het Basisonderwijs (BAB)) en didactoraten (voortgezet onderwijs). In het eerste artikel Eerst de structuur, dan de cultuur - kennisgedreven werken bij het Openbaar Onderwijs Groningen (de start) vertelde Tom Drukker (projectleider Onderzoeksagenda) hoe deze tot stand zijn gekomen en wat de ambities zijn. We vragen hem, Alex van den Berg (de net aangestelde didactor Actief Leren en docent scheikunde) en Albert Noord (rector Harens Lyceum en voorzitter Groninger Opleidingsschool) hoe het nu gaat. En hoe zij het belang zien van onderzoek voor de organisatie, het onderwijs en voor zichzelf.
We hebben je een aantal maanden geleden gesproken.
Kun je kort vertellen wat jullie ambities zijn?
“Als projectleider Onderzoeksagenda heb ik grofweg drie taken: een lerende organisatie creëren, een onderzoekende houding en onderzoeksmatig werken bij docenten stimuleren en hen ondersteunen bij hun onderzoek. Onze ambities hebben we opgeschreven in een onderzoeksagenda. We richten ons nu op drie onderzoekslijnen: kansengelijkheid door talentontwikkeling, doorlopende leerlijnen en actief leren. Een belangrijke rol in het uitvoeren van dat beleid is het oprichten van didactoraten in het voortgezet onderwijs, in lijn met de lectoraten in het hbo. Het didactoraat is als een vuurtoren voor onze organisatie: ze zijn zichtbaar voor iedereen en hebben overzicht over wat er speelt rondom een thema. Dit jaar zijn we gestart met het Didactoraat ‘Actief leren’ dat zich gaat bezighouden met het ontwikkelen van een visie op actief leren en praktische handvatten voor de lespraktijk.”
Wat is de stand van zaken?
“De belangrijkste ontwikkeling is dat we een nieuwe didactor ‘Actief leren’ hebben gevonden: Alex van den Berg. Daar ben ik erg blij mee. Alex heeft niet alleen veel ervaring als docent, maar is vakdidacticus aan de universiteit, waar hij zich bezighoudt met actieve werkvormen. Dat sluit natuurlijk naadloos aan op het didactoraat. Misschien nog wel het belangrijkste is dat hij een intrinsieke motivatie heeft als het gaat om onderzoek en onderzoekend handelen. Dat zit er bij hem ingebakken.
Ook zijn er twee docenten met een praktijkonderzoek gestart. Marieke Snippe van het Werkman Stadslyceum doet onderzoek naar het ‘presenteren van leren’. Daarbij gaat het erom dat leerlingen de verantwoordelijkheid en de ruimte krijgen om te laten zien wat ze hebben geleerd. En hoe ze dat hebben gedaan. Op het Montessori Vaklyceum, een van onze andere scholen, willen ze graag weten hoe ze hun Montessori-visie kunnen vertalen naar gepersonaliseerd leren en eigenaarschap bij leerlingen. Daar gaat Noortje Velthausz zich mee bezighouden.”
De vorige keer dat we elkaar spraken was er net een bestuurswisseling geweest. Je gaf zelf aan dat het belangrijk is dat de onderzoeksagenda op alle niveaus draagvlak heeft.
“Dat klopt. Inmiddels is er een nieuw bestuur, formeel is de onderzoeksagenda nog niet belegd bij een van de leden. Dat komt mede omdat er nog gezocht wordt naar een programmamanager strategische thema’s. Deze moet onze grote thema’s - zoals doorlopende leerlijnen, kansengelijkheid en actief leren - gaan coördineren en verbinden. Ik zie daar een mooie rol in voor onderzoek en de didactoraten, om op die manier de thema’s verder te ontwikkelen.
Dat ik nu geen formele opdrachtgever heb voelt een beetje kwetsbaar. Aan de andere kant ziet iedereen die ik spreek de meerwaarde van onze onderzoeksagenda. Dat sterkt me ook in mijn rol: onderzoek verder de organisatie in brengen. De aanstelling van Alex is daar een belangrijke ontwikkeling in. Daarnaast heb ik met Albert Noord en een directeur uit het po een informeel stuurgroepje; we overleggen regelmatig hoe we onderzoek in kunnen bedden in de organisatie.”
We krijgen steeds meer aanknopingspunten voor beter onderwijs, voor een beter leerproces van leerlingen.
Het gevoel is positief
“Zeker, ik voel me enorm gestimuleerd. Ik leer zoveel in deze functie dat ik erg enthousiast ben. Uiteindelijk krijgen we steeds meer aanknopingspunten voor beter onderwijs, voor een beter leerproces van leerlingen. Ik leer ook veel over de organisatie, over hoe je draagvlak kunt creëren. Ik ben natuurlijk van huis uit een docent, in deze functie heb ik veel minder contact met leerlingen. Dat mis ik wel. Maar de gesprekken die ik heb met bestuurders, schoolleiders, docenten, lectoren en onderzoekers zijn erg waardevol. Vooral als het ook over het inhoudelijke onderzoek gaat, omdat het dan altijd draait om het leren van de leerling.
Onderzoek is voor mij als op reis gaan. Een duidelijk doel voor ogen, maar voortdurend zoeken naar de juiste route en zo ook op allerlei onbekend terrein komen. In dit geval is het een zeer leerzame zoektocht, op weg naar een onderbouwde visie op leren.
Verder hebben we samen met Siebrich de Vries (lector) net een NRO-aanvraag gedaan. We willen onderzoeken wat de primoraten en de didactoraten betekenen voor onze organisatie en ons onderwijs. Welke factoren stimuleren het proces, welke remmen het af? Welke leerprocessen zet het in gang, bij docenten en bij schoolleiding? Hoe maak je de relatie school-onderzoek duurzaam? Ook willen we kijken hoe LIO-onderzoeken van meerwaarde kunnen zijn voor de schoolontwikkeling. Dat is wel iets voor de langere termijn, in mei horen we of de aanvraag wordt gehonoreerd.”
Wat is nu je belangrijkste uitdaging?
“De stichting is bezig met de implementatie van het strategisch beleidsplan voor de komende jaren. Het zou heel waardevol zijn als onderzoek en kennisgedreven werken daar een structureel onderdeel van is. Dan kan je met onderzoek echt bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs en hebben we meteen een langetermijnperspectief tot 2023.”
Sinds kort ben je didactor 'actief leren'. Hoe voelt dat?
“Erg goed. Ik ben altijd al bezig geweest om te zorgen dat onderzoek meer in het onderwijs in komt. Zowel in mijn rol als leraar als bij de lerarenopleiding. Wat ik veel zie is een oppervlakkigheid in analyses, als het gaat om onderwijs of om individuele leerlingen. Neem bijvoorbeeld rapportvergaderingen, als het gaat om een leerling die niet zulke goede cijfers haalt is de uitleg vaak: hij kan het niet of hij moet beter zijn best doen. In mijn ogen kan dat oordeel veel genuanceerder. Onderzoek is daar het middel voor, om er echt achter te komen wat er speelt. Ik besef dat dat tijd en energie kost, maar we hebben het wel over de ontwikkeling van jonge mensen. Die verdienen dat. Dat is mijn drive om dit te doen.”
Onderzoek doen is deel van jouw professie?
“Ja, lesgeven vind ik fantastisch, of dat nu is aan vo-leerlingen of LIO-studenten. Vanaf het begin af aan heb ik altijd wel de behoefte gehad om me te verbeteren, om me verder te ontwikkelen. Ik ben ook een tijdje uit de onderwijspraktijk geweest. Ik heb toen als uitgever aan een lesmethode gewerkt. Drie jaar geleden ben ik weer gaan lesgeven in het voortgezet onderwijs en op de lerarenopleiding.
Een van de kernpunten van de lerarenopleiding is dat studenten hun keuzes kunnen onderbouwen. Die ervaringen neem ik mee in de les, bijvoorbeeld door veel meer te vragen naar de gedachtegang van een leerling. Ik zoek steeds naar werkvormen waardoor ze hun gedachtes en antwoorden beter kunnen formuleren. Of hoe je de motivatie van leerlingen kunt verhogen.
Kijk, iedereen heeft het over motivatie, maar uiteindelijk is het een zeer complex geheel. Wat iemand onder motivatie verstaat, hangt onder andere af van wat diegene uit zijn leerlingen wil halen. Waarom ben je als docent op school? Door steeds vragen te stellen, door ook kritisch naar jezelf te kijken, word je een betere leraar. Met onderzoek in het onderwijs maak je belangrijke thema’s inzichtelijk. Containerbegrippen als actief leren, metacognitie of motivatie vertaal je zo in passend gedrag van een docent of leerling. Pas dan begrijp je wat die thema’s werkelijk inhouden. Daar ben ik van overtuigd.”
In mijn ogen kan dat oordeel veel genuanceerder. Onderzoek is daar het middel voor, om er echt achter te komen wat er speelt.
Hoe zie je je rol als didactor?
“Drie aspecten vind ik belangrijk. Als je kijkt naar het didactoraat an sich dan wil ik met anderen een visie ontwikkelen op actief leren voor de stichting. Dat is iets wat me enorm aanspreekt, bij de universiteit ben ik daar veel mee bezig. Ik besteed in mijn colleges veel tijd aan het onderwerp actief leren. Wat me dan steekt is dat mijn studenten terugkomen van een stage en aangeven dat ze veel docenten op een passieve manier zien lesgeven. Die manier van werken is de afgelopen decennia zo gegroeid, volgens mij is het op veel scholen ook geen thema om dat anders te doen.
Mijn bredere taak is om docenten zelf een onderzoekspraktijk te laten opzetten, ze op een evaluatieve manier naar hun eigen onderwijs laten kijken. Als derde punt hoort daarbij dat je ook gebruik maakt van de kennis en ervaringen van anderen.”
Waar ben je nu mee bezig?
“Met een clubje docenten werk ik nu op de Lesson Study-manier. In kleine teams van circa vier personen onderzoeken ze hun eigen lespraktijk onder andere door leerlingen hardop mee te laten denken. We hebben nu ongeveer vijftien docenten die meedoen, de eerste bijeenkomsten hebben we net gehad. Ik wil dat ze vertrekken vanuit een onderzoeksvraag en daar goed over nadenken. Beperk je daarbij tot hoe de leerling leert. Probeer een dataverzameling op te zetten die makkelijk uitvoerbaar is. Probeer analytisch te luisteren naar wat de leerling zegt. Ik heb veel professionele leergemeenschappen geleid, en ik heb ook veel mensen zien afhaken. Daarom probeer ik het zo compact en duidelijk mogelijk te maken.
Tom en ik willen hiermee ook laten zien wat de meerwaarde van kennisgedreven werken is. Zoals Tom al aangaf, we werken nu toe naar het beleidsplan van de stichting voor de komende jaren en de integratie daarin van de didactoraten. Zoals het er nu voor staat hebben we alleen dit schooljaar financiering. We moeten dus snel laten zien wat we hebben gepresteerd. Overigens, als we met deze docenten in vier maanden tijd niet kunnen laten zien wat er mogelijk is, dan moet je jezelf achter de oren krabben: is dit wel een haalbare kaart? Ik heb zeker alle vertrouwen dat het ons gaat lukken.”
In het eerste artikel vertelde je dat een studiereis naar Australië je heeft bevestigd in hoe belangrijk onderzoek voor de schoolontwikkeling is?
“Dat was inderdaad een reis met mooie inzichten. Onderzoek is een manier van kijken. Je wilt je onderwijs verbeteren, je wilt nieuwe dingen proberen en die ook weer onderzoeken. De Australische scholen die het verschil maakten hadden deze aanpak, het ging er bij hen om hoe je onderzoek kunt gebruiken om je onderwijs te verbeteren. Dat is wat ik ook wil in mijn school. Dat docenten blijven vragen: hoe kan ik het beste onderwijs voor mijn leerlingen vormgeven?
Onderzoek is voor mij je steeds blijven ontwikkelen, nieuwsgierig zijn en jezelf af en toe weer opnieuw uitvinden door bijvoorbeeld te switchen van baan. Onderzoek is ook iets niet zomaar als waarheid aannemen of tevreden zijn met “zo doen we dat altijd hier”. Dus altijd op zoek zijn of iets beter of efficiënter kan.
Ik heb lang gewerkt in de ICT. Dat is bij uitstek een sector waar je je moet blijven ontwikkelen anders halen je concurrenten je in. De ontwikkelingen gaan daar enorm snel. Dat heeft me geleerd kritisch te kijken, altijd vragen te stellen. Die houding heb ik meegenomen naar het onderwijs. Ik ben nu bijna vijftien jaar schoolleider en het blijft me verbazen hoe beslissingen worden genomen. Veelal door aannames. Nee, je moet onderzoek doen en uitvinden waar het echt aan ligt waarom bijvoorbeeld een klas minder presteert dan een andere. Dan pas kun je goede acties ondernemen.
Ik denk dat we ook anders naar ontwikkelingen op school moeten kijken. In de ICT hadden we binnen een maand iets onderzocht, dan konden we weer verder. Op een school ga je eerst een jaar overleggen en dan een jaar uitproberen. We focussen ons te veel op het schooljaar. Neem het perspectief van de leerling: die zit vier tot zes jaar op een school. Dan is twee jaar bezig zijn met een nieuwe ontwikkeling heel erg lang.”
Wat is de afgelopen tijd gebeurd?
“Op stichtingsniveau zijn Tom en ik bezig geweest om de onderzoeksagenda een structurele positie te geven in onze organisatie. Door het bestuur is een aantal strategische thema’s vastgesteld, Tom gaf dat al aan. Wat we willen is dat kennisgedreven werken een onderdeel wordt van die thema’s om die verder te ontwikkelen. Ik heb daar ook met ons bestuur over gehad, we waren het erover eens dat onderzoek een zichtbare en herkenbare plek in onze organisatie moet krijgen. Met de komst van de programmamanager strategische thema’s hoop ik dat we dat concreet kunnen maken.”
Onderzoek is voor mij je steeds blijven ontwikkelen, nieuwsgierig zijn en jezelf af en toe weer opnieuw uitvinden
In je eigen school ben je ook bezig kennisgedreven werken vorm te geven.
“Klopt, we hebben onderwijsteams geformeerd. Overigens is dat het mooie van onze aanpak: elke school bepaalt zelf hoe het onderzoek aansluit op de onderwijsontwikkeling, bij de vragen die in die school leven. De onderwijsteams zijn kleine teams die kennisgedreven aan de slag gaan. We hebben een aantal thema’s benoemd: online lesgeven, samen ontwikkelen en samen lesgeven.
We hebben het plan net met de MR besproken, die zijn positief. Daardoor maak je het plan ook meer van de docenten zelf. Het is natuurlijk nogal iets wat we vragen van hen. Voor sommigen zal het een hele omslag in het denken zijn. Dan wil je dat docenten de meerwaarde zien, en zeker ook de verantwoordelijkheid voelen.”
Hoe zorg je voor draagvlak?
“Vorig jaar heb ik met alle docenten, 140 in totaal, individueel gesproken. We hebben het over onderwijs gehad, over hun ambities, over de plannen die ik heb. In die gesprekken merkte ik dat verreweg de meeste docenten zich willen ontwikkelen. Dat ze bezig willen zijn met het verbeteren van hun onderwijs. Die ambities koppelen we aan het plan van de onderwijsteams, aan het kennisgedreven werken.
De factor tijd blijft lastig. Je kunt mooie plannen hebben, maar je zult de mensen wel moeten faciliteren. Onderzoek en reflectie kosten nu eenmaal tijd. In die fase zitten we nu. We hebben een plan en we kijken nu hoe we dat volgend schooljaar gaan uitvoeren. Met de onderwijscoördinatoren en vakgroepvoorzitters heb ik gesprekken met als belangrijkste vraag: hoe creëren we tijd? Dat betekent ook dat we sommige dingen niet meer kunnen doen. Wat laten we dan vallen?
Op dit moment zijn we binnen onze school de kaders voor de onderwijsteams aan het bepalen: waar gaan ze wel over en waar niet? Als ze onderzoek hebben gedaan, mogen ze dan zelfstandig ook zaken aanpassen? Ik probeer bij elk onderwijsteam een LIO-student te krijgen. Volgend jaar willen we van start.”
Wat zijn de uitdagingen voor de komende tijd?
“Op stichtingsniveau is dat om het kennisgedreven werken en de didactoraten een structurele plek te geven. Op schoolniveau wil ik de onderwijsteams positioneren en faciliteren, zodat we komend schooljaar goed van start kunnen gaan. Daar zit ook een persoonlijke uitdaging voor mij: we zitten in bijzondere omstandigheden, wat kan ik nu vragen van mijn organisatie en waar kan ik beter even mee wachten?”
Update eind mei 2021: De eindpublicatie Kennisgedreven Werken is af. Met alle betrokkenen blikken we terug. Zij delen hun kennis en inzichten met de sector. Hoe hebben zij het proces ervaren? Wat zijn de opbrengsten en de meerwaarde voor de school, voor het onderwijs en voor de personen zelf? Welke obstakels kwamen zij tegen? Wat doet de ontwikkeling met de professionalisering van leraren? En welke stappen willen zij de komende maanden zetten?
Literatuurtips Kennisgedreven werken • Volgens Barton Deel 1 en 2. Lesgeven in wiskunde aan de hand van wetenschap, experts, en 12 jaar aan mislukkingen. • Het leren en de leeropbrengsten van docenten en studenten in leerateliers. M. Koopman, R. Aarts, J. Hulsker, J. Imants, en Q. Kools. In: Pedagogische studieen 2019 (96), pagina 378 -400. • Succesvolle werkplaatsen. Wat is er nodig voor een vruchtbare samenwerking tussen onderwijspraktijk, hogescholen en universiteiten. Zuiker, Schot en Oomen (Universiteit Utrecht) & De Jong, Lockhorst en Klein (Oberon) • Barriers and conditions for teachers’ utilisation of academic knowledge. Patrick van Schaik, Monique Volman, Wilfried Admiraal, Wouter Schenke. In: International Journal of Educational Research. • Over stimuleren van een onderzoekscultuur: Onderzoeksmatig leidinggeven. Handreiking voor schoolleiders en bestuurders.(Krüger, 2018) • Over werken in onderwijsteams: Teamgericht organiseren in het voortgezet onderwijs. (Van der Hilst, 2021) • Over kennisgedreven werken: Sleutels voor evidence informed werken. (Platform Samen Onderzoeken, 2020) |