Het SOOOOL 10-14 concept: ‘Leerlingen voeden met mogelijkheden’
26 maart 2024
Binnen SOOOOL 10-14 zitten alle leerlingen – van groep 7 t/m klas 2 vo – bij elkaar in drie klassen, die zijn gehuisvest binnen het Dendron College, vertelt Dorien. “Leerlingen volgen hier onderwijs op maat, dat aansluit bij hun leerrichting en interesses. We willen ze hierbij een breed aanbod bieden, qua vakken en werkvormen. Als basis krijgen alle leerlingen vanaf de start hier les in taal/lezen, rekenen en Engels, waarbij ze met een adaptief digitaal systeem werken en wij hun ontwikkeling goed kunnen volgen. Verder kunnen ze vakken kiezen zoals praktijkvakken groen of zorg & welzijn, en krijgen alle leerlingen techniek en burgerschap, om hen goed voor te bereiden op onze maatschappij. En daarnaast volgt iedereen Quests, circulerende thema’s waarin vakken zoals economie, aardrijkskunde en geschiedenis zijn verwerkt. Voorbeelden zijn ‘Ik en mijn omgeving en ‘Op reis’. Binnen deze thema’s willen we leerlingen ruimte bieden om zelf keuzes te maken en te ontdekken. We leren hen hierbij door verschillende brillen te kijken, zoals een historische, politieke of geldbril. De invulling is ook elk jaar anders, afhankelijk van het beschikbare aanbod aan gastdocenten en aan excursies en voorstellingen vanuit bedrijven of (culturele) organisaties.”
Vanaf de ‘groep 8 leeftijd’ kunnen leerlingen ervoor kiezen om daarnaast vakken op het vo te gaan volgen, vult Dorien aan. “Een groepje leerlingen kan dan voor dat vak worden toegevoegd aan de brugklas op het Dendron College of Yuverta. Sowieso komen vakdocenten van deze scholen ook al lesgeven aan de SOOOOL-klassen, bijvoorbeeld voor Engels, gym of techniek.
Er zijn veel kinderen voor wie de overgang naar het vo en een bepaalde onderwijsrichting hierbinnen, ontzettend groot is en ook erg vroeg komt
Komen leerlingen in de brugklasleeftijd, dan starten ze – naast het SOOOOL-programma – verplicht met minstens één vo-vak: wiskunde. En leerlingen die de optie havo willen openhouden volgen daarnaast verplicht Duits en Frans. Leerlingen starten deze vo-vakken altijd in de onderwijsrichting waarvan we inschatten dat deze het beste past, maar ze mogen vakken ook in een andere richting proberen. Leerlingen zijn zo ook mederegisseur van hun leerproces, mogen zelf meedenken over hun leerdoelen en leerpad. We begeleiden hen hier intensief in; zo hebben alle leerlingen een keer per week een coachinggesprek in kleine groepjes over waar ze naar toe willen, wat goed gaat en wat ze willen verbeteren. Er is hierbij ook veel aandacht voor hun persoonlijke en sociale ontwikkeling.”
Een wereld aan ervaringen
Met deze werkwijze maken leerlingen op een geleidelijke manier kennis met het vo, aldus Dorien. “Dit was ook een belangrijke aanleiding om met dit concept te starten. Er zijn veel kinderen voor wie de overgang naar het vo en een bepaalde onderwijsrichting hierbinnen, ontzettend groot is en ook erg vroeg komt. Eind 2017 werd ik samen met collega’s uit het po en Yuverta gevraagd hier iets op te bedenken. We dachten toen: we gaan voor een ‘full monty voorziening’ om de overstap voor deze kinderen te verbeteren.”
Heel belangrijk hierbij is volgens Dorien, naast het geleidelijk aan kennismaken met vo-gebouwen en vo-docenten, dat leerlingen tot hun veertiende een breed programma krijgen aangeboden. “We proberen hen met van alles te voeden, te laten zien wat allemaal kan en hen de ruimte te geven hierbinnen zelf op ontdekkingsreis te gaan. Zodat ze eerst een wereld aan ervaringen en mogelijkheden krijgen aangeboden, en hun talenten en interesses kunnen ontdekken, voordat ze een vervolgkeuze maken. We zeggen hierbij ook altijd: het ene is niet beter of hoger dan het andere. Leerlingen weten na de tijd bij ons ook wel wat bij ze past, en hebben bewust leren nadenken over hun leervak. We merken dat ze hierdoor vrijwel allemaal soepeler en ontspannener doorstromen naar een passende school en richting.”
SOOOOL 10-14 biedt zo kansen aan diverse groepen leerlingen, aldus Dorien. “Bijvoorbeeld leerlingen uit een kansarmer milieu, waarbij het boek niet vanzelfsprekend thuis in de kast staat. Meer tijd en ruimte om te ontdekken waar hun talenten en interesses liggen en soms ook meer zelfvertrouwen op te doen, voordat ze in bepaalde onderwijsrichting komen, is extra van belang voor hen. De overstap naar het vo kan voor hen soms ook nog wat grootster voelen dan voor leerlingen met ouders die hen daarin goed kunnen begeleiden. Via SOOOOL 10-14 kunnen ze geleidelijk aan het vo wennen.”
Daarnaast is het ook waardevol voor leerlingen die bijvoorbeeld dyslectisch zijn, voegt Dorien toe. “Zij zijn soms dan weer heel goed in exacte vakken. Bij ons krijgen ze meer tijd en ruimte om hun talenten te laten zien en door te ontwikkelen – en zo ook vaak hun zelfvertrouwen te laten groeien –, voordat een keuze voor vmbo, havo of vwo wordt gemaakt. Ik zou wel heel graag willen dat zij ook na SOOOOL 10-14 vaker de kans krijgen om bijvoorbeeld exacte vakken op vwo te blijven doen en talen op vmbo en dat er ook een eindexamen op maat komt.”
Specifiek noemt Dorien verder de groep hoogbegaafde leerlingen. “Zij zijn vaak gebaat bij wat meer tijd en ruimte om zich op sociaal-emotioneel vlak verder te ontwikkelen, voordat ze de overstap naar een grote vo-school maken. En het grote aanbod binnen SOOOOL 10-14 biedt uitdaging en extra kansen te ontdekken wat hen ligt.”
Dorien herinnert zich in dit kader nog een voorbeeld waarbij de moeder van een hoogbegaafd meisje zei: ‘het is alsof ze hoogbegaafdheid op haar trui had staan, maar dat de letters er nu vanaf zijn.’ “Alle leerlingen komen hier bij elkaar in de klas, er zijn geen hokjes of stempels. Leerlingen leren met elkaar om te gaan en elkaar te respecteren. SOOOOL 10-14 biedt zo ook een goede voorbereiding op de diverse samenleving waar ze later in terechtkomen.”
Houd het klein en doe het samen
Dit concept heb je daarom eigenlijk in alle regio’s nodig, stelt Dorien. “Binnen de huidige wetgeving is het ook al goed te realiseren. Maar er is wel een aantal aandachtspunten als je hier als school mee aan de slag wil. Kernwoorden zijn maatwerk en begeleiding. Wil je dit kunnen bieden, dan moet je ten eerste investeren in ict. Het lukt ons prima om leerlingen op maat te bedienen, maar zonder een goed ict-systeem was dit nooit gelukt. En daarnaast is voldoende en goed personeel nodig, dat ook echt voor dit concept kiest en de hoeveelheid (regel)werk dat het met zich meebrengt, niet erg vindt.
Verder vraagt het van scholen dat je goed kan samenwerken, met andere schoolbesturen en bijvoorbeeld bedrijven. Soms is het lastig om zeker in krimpregio’s de concurrentiegedachte los te laten. Mijn advies zou zijn: benadruk dat samenwerking in het voordeel van leerlingen is. En zet het rustig samen op, neem de tijd om elkaar te leren kennen en vertrouwen op te bouwen. Blijf als bestuurders, teamleiders en leraren onderling ook overleggen en uitwisselen. Samen kan je dan veel bereiken. En een laatste tip zou zijn: houd het kleinschalig, met maximaal 100 leerlingen. Anders word je meer een instituut. Behoud oog voor de leerling, daar gaat het om.”
Dit praktijkvoorbeeld maakt deel uit van de brochure 'Later selecteren' van de VO-raad (februari 2024). Naast praktijkvoorbeelden vinden schoolleiders en -bestuurders in deze brochure achtergrondinformatie en tips rond de vraag: hoe kan je als school concreet werk maken van later selecteren, en hoe draagt dit bij aan kansengelijkheid?