Speech Henk Hagoort en Ingrid de Bonth, VO-congres 2022
23 november 2022
We hebben uitgekeken naar deze dag die een paar keer is uitgesteld, eerst door corona, toen door brand. Ons eerste congres als nieuw DB (Dagelijks Bestuur). We zijn nu ruim een half jaar in functie en we hebben de afgelopen maanden al velen van jullie ontmoet. Digitaal of op school. En wat dan opvalt is de passie waarmee jullie je werk doen, voor al die leerlingen. En we weten dat dat niet meevalt. Na drie coronajaren gaat het met veel leerlingen nog niet goed. Ze kunnen zich moeilijk concentreren, ervaren druk, en leraren merken dat aan het gedrag in de klas. Wat het werk op scholen ook ingewikkeld maakt is hoe de politiek vandaag de dag met de sector omgaat. We komen daar vanochtend zeker op terug. Desondanks blijven jullie plannen maken. Plannen over de toekomst van ons onderwijs.
Wanneer je de plannen van al jullie scholen erbij pakt, komen drie ambities in verschillende bewoordingen steeds weer terug: brede vorming, onderwijs op maat en gelijke kansen. Er worden soms andere woorden gebruikt, maar samengevat zijn dit de kernbeloften die wij als scholen aan leerlingen doen. Dit is waar we als sector samen voor staan en samen voor willen gaan: brede vorming, onderwijs op maat, gelijke kansen. Met elkaar hebben we de ambitie om deze beloften aan de leerling nog beter waar te maken.
Toch horen we tegelijk een groot ‘maar’. Velen van jullie zullen denken: drie belangrijke beloften, maar hoe gaan we die waarmaken in tijden van een oplopend lerarentekort? Ik krijg nu de roosters al niet rond? Te veel leraren haken af door te hoge werkdruk. Wat ook niet helpt om aan die beloften te werken is de wijze waarop de politiek op dit moment opereert. Vandaag wordt de begroting in de Tweede Kamer behandeld. Afgelopen dagen ging er een stapel brieven naar die Kamer. Opnieuw een stapel maatregelen ook. Er komt weer van alles bij op de stapel van tijdelijke subsidies, menukaarten, extra inspecties, meldpunten en verantwoordingen. Steeds meer inspecteurs en controle, steeds minder vertrouwen en ruimte. Het zou volgens ons een stuk eenvoudiger en goedkoper kunnen, als er meer vertrouwen zou zijn in plaats van wantrouwen.
Kortom: zonder voldoende leraren en zonder vertrouwen in de sector dreigen die mooie beloften aan leerlingen loze beloften te worden. Als sector hebben we dus veel meer huiswerk te doen dan onze beloften aan de leerling alleen.
Vandaag presenteren we daarom een agenda van en voor de sector met drie invalshoeken, die jullie in de vorm van driehoeken terugzien op de uitgereikte flyer: leerling, leraar en leiderschap.
Onze agenda richt zich op de beloften die we doen aan de leerling, op het zorgen voor genoeg leraren met voldoende tijd en ruimte en op het bouwen aan leiderschap dat vertrouwen verdient en dus ook krijgt. Dat is waar we als sector de komende jaren mee aan de slag gaan.
We beginnen met de beloften aan onze leerlingen, startend met brede vorming. En onze collega’s kunnen dat natuurlijk als geen ander verwoorden…
Niemand van ons hier in de zaal zal ontkennen dat basisvaardigheden belangrijk zijn. Je moet goed kunnen lezen, schrijven en rekenen als je van school komt. Maar we weten ook: goed onderwijs gaat over veel meer dan cijfers op je diploma. Van cijfers alleen word je van een rups geen vlinder [dit is een verwijzing naar eerder uitgesproken spoken word door leerling]. Het gaat om brede vorming. We hebben het de collega’s in het filmpje horen zeggen: er is een goede balans nodig tussen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming, de drie doeldomeinen van het onderwijs.
In alle gesprekken die we de afgelopen maanden met velen van jullie hebben gevoerd, hebben we vaak terug gehoord dat het huidige onderwijssysteem te veel nadruk legt op de kwalificerende kant. Wat gaan we daaraan doen?
We blijven hier uitdrukkelijk op hameren bij de ingezette curriculumherziening. Brede vorming moet daarin ten volle tot haar recht komen. Brede vorming betekent wat ons betreft ook dat álle leerlingen in het voortgezet onderwijs kennis maken met praktijkgerichte vakken; niet alleen leerlingen in het praktijkonderwijs en het vmbo maar ook leerlingen op de havo en het vwo. Dat hoort bij je vorming en bij het ontdekken van wie je bent.
Wat de meesten van ons ook dwars zit, is dat het huidige inspectiekader en het onderwijsresultatenmodel onvoldoende recht doen aan brede vorming. De minister heeft aangegeven met het onderwijsresultatenmodel aan de slag te gaan, en dan is dit dus voor ons een belangrijk punt: een betere balans tussen kwalificatie, persoonsvorming en socialisatie.
Tenslotte: we hebben als sector zelf ook huiswerk. We kunnen ons beter en eenduidiger verantwoorden over die brede vorming die we zo belangrijk vinden. We kunnen ons verhaal beter vertellen.
Met alleen brede vorming zijn we er niet. Niet één leerling is namelijk hetzelfde. Het zijn allemaal verschillende vlinders. Daarom de tweede belofte aan onze leerlingen: onderwijs op maat.
De beweging naar meer onderwijs op maat is op veel van onze scholen volop aan de gang. Er zijn tal van begrippen die daarbij de ronde doen: maatwerk, gepersonaliseerd leren, flexibilisering. Maar of we nu vanuit een vernieuwend concept of binnen een klassieke setting met onderwijs op maat bezig zijn, we ervaren allemaal hoe complex het is. De schotten tussen de verschillende schoolsoorten zijn lastig te doorbreken. De dominantie van het centraal eindexamen maakt maatwerk in de bovenbouw bijna onmogelijk. Het blijft toch raar dat iedere leerling op hetzelfde moment door dezelfde hoepel moet springen!
Laten we helder zijn: we zijn als sector zuinig op het centraal examen als landelijke maatstaf, maar het kan een stuk flexibeler. We zullen dus moeten ont-schotten en aan de slag moeten met meer flexibiliteit in het examen. Daar hoort ook bij het op grotere schaal benutten van het maatwerkdiploma, inclusief afspraken dat een plus op het diploma, leerlingen iets oplevert in het vervolgonderwijs.
Onderwijs op maat en recht doen aan leerlingen betekent ook dat we geen leerlingen uitsluiten. Er zitten te veel leerlingen thuis of apart van andere leerlingen. Zou het niet ideaal zijn wanneer leerlingen vaker samen naar hetzelfde schoolgebouw gaan en vaker met elkaar les krijgen? We hebben daar het afgelopen half jaar al mooie voorbeelden van gezien. Bijvoorbeeld daar waar besturen van voortgezet speciaal onderwijs en regulier onderwijs onder één dak samenwerken. Het schoolgebouw wordt dan een inclusieve leeromgeving. De school als oefenplaats en mini-samenleving.
Een mini-samenleving waarin dan elke leerling een eerlijke kans heeft. En dat is in ons onderwijssysteem helaas nog geen vanzelfsprekendheid. Vandaar de derde belofte aan onze leerlingen: Gelijke kansen.
De wijze waarop het onderwijs is ingericht, maakt de kansen van bepaalde kinderen niet groter, maar eerder kleiner. Het is een harde maar onvermijdelijke conclusie.
Nog los van het feit dat niet alle kinderen met dezelfde kansen op school beginnen. Er zijn leerlingen die door omstandigheden buiten school met achterstanden de school binnenkomen. Er is dan iets extra’s nodig om deze leerlingen een eerlijke kans te geven. Dat betekent dat we het moeten aandurven om middelen ongelijk over leerlingen en scholen te verdelen. Waarbij we weten dat het altijd lastig blijft om criteria te bedenken waar iedereen het mee eens is.
Wanneer we de keuze maken om nieuwe middelen rond een rijke schooldag, rond basisvaardigheden, rond de arbeidsmarkttoelage, ongelijk over scholen te verdelen – en die keuze maken we – dan vraagt dat de komende jaren om stevige solidariteit binnen de sector. En dan bedoelen we uiteraard niet, ik zeg het toch nog maar even, een loterij…
Los van de ongelijke start die leerlingen maken, vergroot ook het onderwijssysteem zelf de kansenongelijkheid. We weten allemaal hoe dat komt: we selecteren in Nederland te vroeg en schoolloopbanen zitten te snel op slot. De oplossingen kennen we ook. Het moment van definitieve selectie uitstellen en meerdere schoolsoorten bij elkaar in brede scholengemeenschappen.
En toch zit daar nog te weinig beweging in. Sterker nog: brede scholengemeenschappen hebben het lastig. De segregatie in de grote steden groeit. Daar kunnen we zelf best wat aan doen. Door samen te werken in de stad of door te experimenteren met latere selectie. En dat gaan we ook doen. Maar uiteindelijk vraagt dit alles om een aanpassing van het stelsel zoals we die in De Toekomst van ons Onderwijs geschetst hebben. We kunnen het niet genoeg blijven roepen tegen de politiek: durf het stelsel aan te passen omwille van onze leerlingen.
Het waarmaken van de drie beloften aan onze leerlingen levert, zoals jullie merken, al een stevige agenda op voor de sector. Met taaie vraagstukken. Maar zoals eerder gezegd: dat gaat alleen lukken als er voldoende leraren zijn die bovendien genoeg tijd en ruimte hebben. En daar gaat het nu mis. We zitten in een vicieuze cirkel van onvoldoende leraren, daardoor toenemende werkdruk voor de bestaande leraren, met als gevolg dat te veel leraren het vak verlaten of minder gaan werken.
Dat kan zo niet doorgaan. Pappen en nathouden werkt niet meer; er zijn echte keuzes nodig. Daarom pleiten wij er samen met de vakbonden voor de wettelijke onderwijstijd te verlagen. Nederlandse leraren geven meer lesuren dan in de meeste andere landen. Het kan dus echt anders, wanneer we het onderwijs anders organiseren. Minder lesuren betekent meer tijd voor leraren om lessen voor te bereiden. Het geeft tijd om af te wijken van de methode. Daardoor gaat de werkdruk omlaag en het werkplezier omhoog. Zo verhogen we de aantrekkelijkheid van het beroep en dat helpt om de huidige leraren gemotiveerd te houden en nieuwe leraren aan te trekken.
Voorwaarde is wel dat we dan kritisch kijken naar het curriculum: dat zal kernachtig en helder moeten zijn. Voorwaarde is ook dat leraren tijd krijgen om zich te professionaliseren, bijvoorbeeld in curriculumbekwaamheid. Uiteindelijk profiteert ook de leerling omdat de kwaliteit van de lessen hoger wordt en er meer ruimte is voor persoonlijke aandacht of extra begeleiding van leerlingen.
Een school bestaat uit meer dan leraren en leerlingen. Elke school is een gemeenschap waar het onderwijsondersteunend personeel integraal onderdeel van uitmaakt. De conciërge en zorgmedewerker leveren net als leraren een eigen bijdrage aan de brede vorming van leerlingen. De inzet van HR is onmisbaar om nieuwe leraren goed te laten landen en zonder ICT-medewerkers valt alles stil. Kortom: de school is een professionele organisatie waarin ieder zijn eigen rol en opdracht heeft. Ook de schoolleider en de bestuurder. Alleen wanneer al die professionals harmonieus samenwerken kunnen we onze beloften aan de leerling waarmaken.
Harmonie en samenwerking. Vertrouwen. Hoe mooi klinkt dat. Juist daarom is het zo treurig en ook verontrustend dat er in het huidige maatschappelijke en politieke klimaat zo openlijk een wig gedreven wordt tussen de schoolleiding en de rest van de school. In kranten en columns, op twitter en in de politiek, wordt te vaak het beeld neergezet dat bestuurders iets anders zouden nastreven dan het beste onderwijs voor hun leerlingen. Of dat bestuurders en schoolleiders niet weten wat leraren nodig hebben. Dit gebrek aan vertrouwen vertaalt zich in een stapeling van subsidieregelingen, indicatoren, en steeds meer inspectie. En het passeren van besturen uit wantrouwen, leidt tot ongelukken zoals de recente loting van de subsidie basisvaardigheden.
Wat we nodig hebben is onderling vertrouwen. Tussen overheid en sector, tussen schoolleiding en leraren. Dat vraagt om investeren in leiderschap in plaats van diskwalificeren van leiderschap. Daarom is leiderschap het derde hoofdthema van onze agenda.
Voor de legitimiteit van ons leiderschap zijn we niet alleen afhankelijk van politieke erkenning. We kunnen daar zelf aan bijdragen. Dat kan door onze verantwoording nog beter te richten op de samenleving, op ouders en leerlingen. Dat kan ook door te werken aan onze verdere professionalisering. We gaan concreet aan de slag met de accreditatie van bestuurders en de doorontwikkeling van de Code Goed Bestuur. We investeren in de verdere professionalisering van schoolleiders en met de introductie van het schoolleidersplatform ondersteunen we de ontwikkeling van de beroepsgroep schoolleiders. Daarmee krijgen schoolleiders een steviger en eigenstandige positie binnen onze vereniging. Want wij geloven dat het gelijkwaardige samenspel tussen bestuurders en schoolleiders onze sector krachtiger maakt.
We hebben te maken met een aantal complexe maatschappelijke vraagstukken. Die kan niemand in zijn eentje oplossen. Die vragen dat we ook collectief leiderschap tonen door als scholen en schoolbesturen samen te werken. Of het nu gaat om het lerarentekort, om kansengelijkheid of krimp, oplossingen komen alleen dichterbij als besturen in hun stad of regio solidair zijn en intensief samenwerken. Wij zijn in het land mooie voorbeelden tegengekomen. Maar we moeten ook eerlijk zijn: vaak wint nog de concurrentie het van de samenwerking. Begrijp me goed: dat is lang niet altijd onwil. Het is ook hoe het stelsel is ingericht. Dat vraagt dus om iets anders.
Wij gaan graag binnen de vereniging en ook met de politiek in gesprek over vormen van beleid en bekostiging die concurrentie verminderen. Dat betekent ook dat we op zoek gaan naar manieren van samenwerken in onze regio’s en steden die niet-vrijblijvend zijn. Samenwerking waar we allemaal aan meedoen. Natuurlijk is dat spannend, maar meer samendoen is een betere route dan wat de politiek nu doet, namelijk het passeren van besturen waardoor de concurrentie tussen scholen toeneemt.
Tot slot. De agenda voor de sector is ambitieus en uitdagend. Het gaat om de leerling, het draait om de leraar en het kan niet zonder leiderschap.
Het onderwijs is niemands eigendom, het is van ons allemaal en we hebben allemaal een belangrijk stukje in handen. Alleen samen kunnen we de puzzel leggen. De beloften aan onze leerlingen zijn geen vrijblijvende intenties maar een verantwoordelijkheid van iedereen hier in de zaal! Op alle drie de thema’s willen we graag met anderen samenwerken: organisaties van leraren, ouders en leerlingen, overheid en vakbonden, andere onderwijssectoren. Tegen organisaties binnen en buiten de sector zeggen we daarom: zie deze agenda als een uitgestoken hand om samen te werken op de genoemde thema’s.
Hoe beter we dat doen, hoe meer ruimte dat geeft. Want daar gaat het ten diepste om:
- Ruimte voor leerlingen om te worden wie ze zijn.
- Ruimte voor leraren om met voldoening hun vak uit te oefenen.
- Ruimte voor bestuurders en schoolleiders om hun verantwoordelijkheid te nemen.