Veelgestelde vragen over de po/vo benchmark
07 januari 2020
Wat is de po/vo benchmark?
De po/vo benchmark vergelijkt prestaties en inzet van middelen van alle schoolbesturen, waardoor schoolbesturen van elkaar kunnen leren. Met behulp van de benchmark kunnen schoolbesturen een rijker gesprek voeren met schoolteams, GMR, ouders en leerlingen. Dat helpt bij de verantwoording richting intern toezicht en de Onderwijsinspectie. Ook geeft de benchmark een beeld van de sector als geheel en helpt het bij het proactief uitdragen van een eigen verhaal richting maatschappij en politiek.
Waarom is het juist nu belangrijk om een po/vo benchmark te ontwikkelen?
Zowel de PO-Raad als VO-raad zetten al een aantal jaar in op versterken van verantwoording en het leren van elkaar. Dit kreeg een extra impuls door het advies van de Onderwijsraad (link) over de versterking van de lumpsum. Het ministerie van OCW kondigde op basis van dit advies verplichte benchmarks aan voor schoolbesturen. Als sector willen we die verplichting voor zijn en zelf regie voeren op de ontwikkeling van die benchmark.
Kan ik als schoolbestuurder invloed uitoefenen op de inhoud van de benchmark?
De PO-Raad en VO-raad zoeken bestuurders, controllers en stafmedewerkers onderwijskwaliteit die willen bijdragen aan de inrichting van de benchmark. Begin 2020 richten de PO-Raad en VO-raad werkgroepen in rond de thema’s onderwijskwaliteit en bedrijfsvoering en financiën. Tijdens twee werksessies per thema gaat de sector aan de slag met het samenstellen van een benchmark met relevante indicatoren. Meer weten over de werksessies of meedoen? Lees dan dit bericht (link)
Hoe verhouden de benchmark en Vensters zich tot elkaar?
Vensters biedt de mogelijkheid om te vergelijken op het niveau van de schoolvestiging (Scholen op de kaart) en managementrapportages (Management Venster). Vensters biedt echter geen volwaardig benchmarkinstrument, omdat het niet mogelijk is om eigen vergelijkingsgroepen samen te stellen, niet alle prestatiegebieden worden afgedekt en bovendien beperkt informatie bevat op het niveau van het bestuur.
Hoeveel werk brengt het vullen van zo’n benchmark met zich mee?
De sector verzamelt al veel informatie. We kunnen veel reeds beschikbare data over bijvoorbeeld de formatie, financiële- en onderwijsgegevens, uit bestaande informatiestromen (bijv. bij DUO) halen en onderdeel maken van de benchmark. Wij geven er altijd de voorkeur aan om bestaande data te gebruiken en indien nodig te verbeteren. Als dat niet kan, komt een aanvullende uitvraag in beeld. Dit kan betekenen dat medewerkers die werken in de prestatievelden onderwijs, financiën en huisvesting jaarlijks een aantal uren aan de benchmark besteden. Dat zullen wij zo veel mogelijk beperken.
Is het mogelijk om tot vergelijkbare informatie te komen?
Het kost tijd om als sector tot eenduidige definities te komen voor begrippen als bijvoorbeeld ‘overhead’ of ‘ziekteverzuim’. We kiezen bij de ontwikkeling van de benchmark dan ook voor een groeimodel. De benchmark is geen wondermiddel. Het is een instrument waarmee je je organisatie kunt vergelijken en waarmee je als bestuur of sector iets kunt vertellen over jezelf. De cijfers spreken dus nooit voor zichzelf, maar krijgen waarde in een verhaal en zijn aanleiding voor een gesprek met collega’s en andere stakeholders.
Het MBO kent al een benchmark, daar zien we dat ‘benchlearning’ veel kan opleveren. Als organisaties sturen op een aantal indicatoren die zij belangrijk vinden, krijgen die intern, bijvoorbeeld bij de medezeggenschap, ook meer aandacht. Gesprekken met andere besturen naar aanleiding van de benchmark geven ook een enorme impuls. Daarnaast kan de benchmark een rol gaan spelen bij collegiale bestuurlijke visitaties. Een benchmark kan complementair werken aan deze visitatie, en een visitatie kan een goede start zijn voor het organiseren van benchlearning.
Wanneer worden de eerste resultaten van de benchmark verwacht?
In het najaar van 2020 publiceert de po/vo Benchmark haar eerste sectorrapportage. In de jaren daarna worden steeds meer indicatoren toegevoegd tot er in 2024 een waardevolle benchmark voor het funderend onderwijs staat.