Column FD: Nieuwe wet zet onderwijsbestuurder op het verkeerde been
28 september 2021
De WBTR, die op 1 juli 2021 van kracht is gegaan, legt de focus op het belang van de stichting of vereniging en de daarmee verbonden organisatie. Daarmee komen publieke belangen van goed onderwijs in het geding. ‘Voor de onderwijssector betekent dat een grote omissie’, schrijft Edith Hooge, ‘omdat scholen grote publieke belangen behartigen met het onderwijs dat zij verzorgen.’ Hooge stelt dat de WBTR op dit punt de kwaliteit niet zal verbeteren. ‘Sterker nog, het zal goed onderwijsbestuur eerder in de weg staan. Want als bestuurders en toezichthouders zich vooral moeten richten op de continuïteit van de eigen organisatie, en niet zozeer op de continuïteit van goed en toegankelijk onderwijs voor leerlingen en studenten, dan kan dit leiden tot verwaarlozing van publieke belangen. De samenleving is hier niet mee geholpen.’
Hooge concludeert dat de WBTR onderwijsbestuurders en hun toezichthouders op het verkeerde been zet over hun wezenlijke opdracht, hun taken en verantwoordelijkheden maar wijst er in het artikel ook op dat de onderwijssector gelukkig zelf al verder is dan de wetgever. In de Code goed bestuur is namelijk allang opgenomen dat bestuur en toezicht zich moeten richten op de publieke belangen van het onderwijs. ‘Zo houden onderwijsbestuurders de juiste focus, ondanks de WBTR’, concludeert Hooge.
De VO-raad en de PO-Raad zetten eerder al in een factsheet op een rij wat de precieze gevolgen van deze wet zijn voor het onderwijs. Het is raadzaam om te controleren of de huidige statutaire doelomschrijving voldoende ruimte biedt om ook een breder publiek belang (zoals het belang van een dekkend onderwijsaanbod in de regio) mee te wegen bij de besluitvorming. Zo niet, dan is het verstandig om de statuten te wijzigen. Gebruik hiervoor de Code goed bestuur als leidraad.