Eén cao voor funderend onderwijs is slecht idee
12 april 2023
Van Meenen onderbouwt de motie met de constatering dat de overheid op dit moment onvoldoende direct en scherp kan sturen op de door haar gestelde doelen. Ook constateert hij dat deze doelen, zoals het bevorderen van kansengelijkheid, om een steeds sterkere verbinding tussen primair en voortgezet onderwijs vragen.
Voorkomen van een nieuwe loonkloof
Na jarenlange discussie hebben cao-partijen recent, met een investering vanuit het kabinet, de loonkloof tussen po en vo gedicht. In de discussie over het in de toekomst voorkomen van een nieuwe loonkloof wordt één cao funderend onderwijs vaak als argument genoemd. Dat zou mogelijk kunnen helpen maar is niet noodzakelijk. Eén cao leidt daarnaast ook tot een aantal nieuwe knelpunten. Zo zal het moeilijker worden om op de onderwijspraktijk in beide sectoren toegesneden arbeidsvoorwaarden te realiseren, omdat het karakter van het onderwijs in beide sectoren verschilt. Dat uit zich nu in verschillende arbeidsvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld het taakbeleid, verschillende besteding van de werkdrukmiddelen en een verschillend persoonlijk budget. Ook neemt het aantal onderhandelingspartijen (van beide cao-tafels) en overeenkomstige belangen toe, waardoor het moeilijker wordt tot overeenstemming te komen.
Om een nieuwe loonkloof te voorkomen hebben sociale partners afgesproken dit jaar tot dezelfde loonafspraken in het cao-overleg te komen. Voor de (middel)lange termijn gaan sociale partners in gesprek om hierover bindende procedurele en/of inhoudelijke afspraken te maken. De VO-raad wil de minister hier graag bij betrekken. Ook is het mogelijk met bestuurders en toezichthouders afspraken te maken dat de loonontwikkeling van onderwijspersoneel en bestuurders gelijke tred blijft houden. In de praktijk van de afgelopen jaren en over een langere periode overziend is dat overigens al het geval.
De VO-raad vindt dat de arbeidsvoorwaardenvorming de inrichting van het onderwijs moet volgen. Als het primair en voortgezet onderwijs één geïntegreerde onderwijssector zouden zijn dan is het logisch de arbeidsvoorwaarden daarop te laten aansluiten. Nu is dat met twee afzonderlijke sectoren (nog) niet het geval. Eén cao zal daarom in de uitvoering gaan knellen.
Minister als werkgever aan de cao-tafel
Niet de minister maar de schoolbesturen zijn de werkgevers in het onderwijs. Dat is wettelijk zo vastgelegd. De gedachte hierachter is dat de arbeidsvoorwaardenvorming dichtbij de werkvloer plaatsvindt, waar goed ingeschat kan worden wat nodig en uitvoerbaar is om de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs op school te waarborgen. Voor de minister is het ondoenlijk om deze rol voor alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs van Nederland vanuit Den Haag in te vullen. Het is daarom geen goed idee om de minister de verantwoordelijkheid van al die werkgevers te laten overnemen.
Verkenning één cao funderend onderwijs
In het Onderwijsakkoord van 2022 hebben sociale partners en de minister afgesproken samen een verkenning uit te voeren naar de wenselijkheid van één cao. Binnenkort wordt de rapportage hiervan naar de Tweede Kamer gestuurd. Dat gebeurt tegelijkertijd met de aangekondigde publicatie van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) ‘Sturing op Onderwijskwaliteit’. Minister Wiersma heeft aangekondigd op korte termijn op beide rapporten in één Kamerbrief te reageren. De koppeling van beide rapporten is een goede keuze. De arbeidsvoorwaardenvorming vraagt namelijk om samenhang met de inrichting van de governance en sturing in het stelsel.