Kamerbrief toezicht: verkeerd antwoord op terechte vraag
21 november 2022
Henk Hagoort, voorzitter VO-raad: ‘Het onderwijs heeft zeker nog huiswerk om de kwaliteit van het onderwijs te versterken, maar we vinden het strafwerk dat de minister nu uitdeelt ongepast en onze sector onwaardig. Dit doet geen recht aan de extra inspanningen van scholen en leraren om het hoofd te bieden aan actuele maatschappelijke problemen als het personeelstekort en een grote groep leerlingen die nog worstelt met de naweeën van de coronamaatregelen. Van meer toezicht en sancties wordt de onderwijskwaliteit niet beter.’’
Met de aanpak die de minister voorstelt bestaat het risico dat het voldoen aan een afvinklijstje van de Inspectie van het Onderwijs een doel op zichzelf wordt. Het verbeteren van de onderwijskwaliteit vergt juist vertrouwen en een lerende, op ontwikkeling gerichte aanpak in plaats van een afrekencultuur. De VO-raad pleit daarnaast voor een brede blik op onderwijskwaliteit; scholen hebben immers een brede maatschappelijke opdracht.
Geen incidentenpolitiek
De VO-raad begrijpt de wens van de minister om in extreme gevallen van bestuurlijk onvermogen of slecht presterende scholen sneller in te grijpen, maar het is onwenselijk dat dergelijke incidenten nu leiden tot een ingrijpende set van toezichtsmaatregelen voor de gehele sector. Daarnaast is het instrumentarium om als minister in te grijpen al sterk uitgebreid in de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium. Dit wetsvoorstel is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard en wordt binnenkort in de Eerste Kamer behandeld. De VO-raad vindt het onwenselijk om aanvullend op dit wetsvoorstel – waarvan de inkt nog niet droog is – nu al met een forse nieuwe set van maatregelen te komen, zonder dat er ervaring is opgedaan met deze wettelijke uitbreiding.
Professionaliteit bestuurders
De minister kondigt in de brief aan de kwaliteiten en vaardigheden van een goede onderwijsbestuurder vast te willen leggen. Besturen is een vak en de VO-raad vindt dat de sector en beroepsgroep zelf initiatief moeten nemen om tot een beroepsprofiel voor bestuurders te komen. Een belangrijk aandachtspunt bij die uitwerking is dat de toetsing van bestuurders ontwikkelingsgericht wordt ingestoken, zodat zij de eigen professionaliteit kunnen verbeteren en deze kunnen aantonen. Het moet dan ook een positieve en stimulerende uitwerking krijgen. Een focus op extern toezicht en een nadruk op handhaving kan averechts werken en leidt tot schijnzekerheid. Daarnaast zou deze ontwikkeling bezien moeten worden in samenhang met bestaande instrumenten die goed bestuur en professionaliteit stimuleren (zoals de code goed onderwijsbestuur vo en collegiale bestuurlijke visitatie).
Om tot een werkbaar en gedragen beroepsprofiel te komen zal de VO-raad, in samenwerking met de PO-Raad en VvOB, in het komende jaar in gesprek gaan met de leden.
Forse toename inspectie
De VO-raad staat achter het bestuursgerichte toezicht dat de inspectie enkele jaren geleden heeft ingevoerd en waar de afgelopen jaren ervaring mee is opgedaan. De minister kiest echter voor een forse koerswijziging. Inspecteurs komen voortaan vaker in de school en in de klas en zullen scholen ook onaangekondigd bezoeken. Een onverwachts inspectiebezoek is in onze optiek ongewenst. Het zal tot meer onrust leiden bij leraren, leerlingen en schoolleiding.
Ook de beoogde forse investering van 15,5 miljoen euro baart zorgen. Het is een reëel risico dat vacatures bij de inspectie worden ingevuld met mensen die nu in het primaire onderwijsproces werken. De VO-raad geeft prioriteit aan mensen voor de klas, in plaats van achter in de klas.
Cumulatieve effecten van afzonderlijke maatregelen
De VO-raad zet verder vraagtekens bij de noodzaak tot aanscherping van de financiële sancties in het funderend onderwijs. Tot dusver heeft de Inspectie dat instrument nauwelijks hoeven te hanteren, omdat herstelopdrachten doorgaans goed worden opgevolgd.
Het ingrijpen in de bekostiging is een zware sanctie, waarbij de VO-raad zich met name zorgen maakt over de optelsom van de diverse maatregelen. Maatregelen als het verkorten van en variëren in de hersteltermijnen en het verhogen van de eisen aan scholen zullen contraproductief werken. De dreiging van financiële sancties leidt tot hoge druk – sluiting van een school is immers een ingrijpende gebeurtenis in het leven van leraren en leerlingen – en is met name een risico voor scholen die wel willen verbeteren, maar zonder hulp niet in staat zijn binnen de kortere termijnen een herstelopdracht uit te voeren.
Onderwijsresultatenmodel herzien
De minister stelt voor om het onderwijsresultatenmodel aan te passen. De VO-raad is al lange tijd pleitbezorger van een nieuwe methodiek van het berekenen van onderwijsresultaten. De sector wil hier graag zelf actief aan bijdragen. Het is onwenselijk dat scholen nog langer een oordeel voor onderwijsresultaten krijgen dat is gebaseerd op de huidige indicatoren die vooral op rendement toezien. De wijze waarop de resultaten nu worden berekend doet geen recht aan het beeld van onderwijskwaliteit in de sector en geeft een boodschap af dat theoretisch onderwijs een hogere waarde vertegenwoordigt dan beroepsonderwijs. Dit valt niet alleen niet te rijmen met een samenleving waar juist ook vakmanschap gelukkig weer op waarde wordt geschat, maar het strookt ook niet met de ambitie van het departement zelf.