Meer landelijke sturing bij aanpak lerarentekorten

07 juli 2022

Alle inzet van de afgelopen jaren om het lerarentekort aan te pakken is niet voldoende gebleken. Voor een structurele verbetering van de situatie zijn naast het uitbreiden van huidige maatregelen ook nieuwe ideeën en onorthodoxe maatregelen nodig. Dat schrijven onderwijsministers Wiersma en Dijkgraaf in een brief aan de Tweede Kamer. Een andere aanpak is nodig, met meer landelijke sturing door de overheid. Naast de focus op de tekorten in het primair onderwijs komt er onder andere meer aandacht voor het voortgezet onderwijs.

Het grote tekort aan leraren vormt de achilleshiel van het onderwijs, waardoor alle andere structurele verbeteringen die de ministers willen realiseren in het onderwijs – en de samenleving – negatief worden beïnvloed. De VO-raad deelt de zorgen van de ministers over het nog steeds oplopende lerarentekort en pleitte de afgelopen jaren meermaals voor meer landelijke regie in de aanpak hiervan. 

Landelijke regie 

De intensievere aanpak vraagt een andere manier van werken vanuit het ministerie van OCW, zowel inhoudelijk als wat betreft de organisatorische aansturing en de benodigde doorzettingsmacht. Daarom stellen de ministers op korte termijn een kwartiermaker aan om in de komende drie maanden tot de inrichting van een tijdelijke programmaorganisatie te komen. Het doel is dat over twee jaar meer onderwijspersoneel beschikbaar is en aantoonbaar meer mensen in voorbereiding zijn op een functie op school. Hierbij wordt aangesloten bij wat er al in regio’s gebeurt of zou moeten gebeuren. Na de zomer sturen de ministers een actieplan naar de Kamer, waarin ook meer bekend wordt over een in te richten programmabureau. 

Meer sturing en minder versnippering zullen de aanpak van de tekorten in de vo-sector ten goede komen, denkt de VO-raad. Dit sluit ook aan bij het advies van Merel van Vroonhoven en het actieplan ‘Duurzaam werken in het onderwijs’. Belangrijk is wel dat opgebouwde kennis en netwerken, bijvoorbeeld in de ondersteuning van partnerschappen samen opleiden, niet verloren gaan. 

Regionale samenwerking

De regionale component van de tekortenaanpak wordt verder verstevigd. Regionale samenwerking tussen schoolbesturen en tussen schoolbesturen en andere partners in de regio is cruciaal voor de aanpak van arbeidsmarktproblematiek. De arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel is regionaal georiënteerd en schoolbesturen kunnen de tekortproblematiek niet zelfstandig oplossen. Op dit moment wordt samenwerking op (onderdelen van) de onderwijsarbeidsmarkt nog via verschillende regelingen gestimuleerd, zoals die voor de Regionale Aanpak Personeelstekorten en voor het Samen opleiden en professionaliseren. Het doel is nu verschillende regionale samenwerkingsinitiatieven beter te verbinden in één regionale infrastructuur en bovenbestuurlijke samenwerking verder te stimuleren. Zoals afgesproken in de werkagenda bij het Onderwijsakkoord wordt hiertoe in oktober 2022 een agenda vastgesteld met mijlpalen. 

Bekostigingsprikkels

Een van de onorthodoxe maatregelen waar de ministers aan denken, is het aanbrengen van andere prikkels in de wijze van de bekostiging van scholen. Door scholen te financieren op basis van leerlingaantallen wordt concurrentie in de hand gewerkt, terwijl voor de aanpak van het lerarentekort en andere taaie problemen in het onderwijs juist samenwerking gewenst is. De ministers willen verkennen of het wenselijk is om andere financiële prikkels in het primair en voortgezet onderwijs te introduceren, al dan niet tijdelijk of regionaal gebonden. De VO-raad steunt het streven de financiële prikkels in de bekostiging meer te richten op het stimuleren van (regionale) samenwerking dan op concurrentie tussen scholen. Al eerder sprak de vereniging zich uit dat bij spanning tussen het instellingsbelang en de maatschappelijke opdracht van scholen en schoolbesturen om goed onderwijs te verzorgen, de maatschappelijke opdracht prevaleert. 

Wettelijke eisen aan personeelsbeleid

De ministers concluderen ook dat nog niet alle schoolbesturen voldoende zorgdragen voor een goede begeleiding van starters, ontwikkelmogelijkheden en aantrekkelijke contracten voor leraren. Terwijl dat essentieel is om leraren aan te trekken en te behouden. Daarom komen de ministers met wettelijke eisen voor strategisch personeelsbeleid. 

Ook de VO-raad ziet dat het personeelsbeleid in de sector op sommige plekken nog beter kan, daar is versterking nodig. Het standpunt van de VO-raad over de wettelijke verankering vraagt wel nog een gesprek in de vereniging, op het moment dat het kabinet (naar verwachting dit najaar) met meer uitgewerkte voorstellen is gekomen.

Extra maatregelen 

Een belangrijk deel van de maatregelen volgt uit de bij het Onderwijsakkoord horende werkagenda, bijvoorbeeld rond het opleiden van leraren, meer inzicht in tekorten en anders organiseren. Ook is er noodzakelijke aandacht voor het bevoegdhedenstelsel en het wegnemen van belemmeringen in regelgeving. Verder zetten de ministers in op een mix van maatregelen om de aantrekkelijkheid van het beroep te verstevigen, de eigen kweekvijver in het vo te vergroten, grotere arbeidscontracten te stimuleren en zijinstroom te bevorderen. Ten aanzien van dat laatste wordt per 2023 het subsidiebudget per zij-instromer van 20.000 naar 25.000 euro verhoogd. Dit is een nodige verhoging volgens de VO-raad, aangezien uit recent onderzoek blijkt dat de huidige subsidie niet toereikend is voor veel schoolbesturen. Ook ontwikkelt OCW een dashboard waar alle relevante sturingsinformatie van de onderwijsarbeidsmarkt voor het po en vo samenkomt.

Anders organiseren

Met alleen de inzet op meer leraren aantrekken en behouden lossen we het tekort aan personeel niet op. Daarom moet ook anders organiseren een plek krijgen in de brede aanpak. De ministers stellen voor om te bekijken hoe meer handen rond de klas of meer ruimte voor een andere dag- en weekindeling kunnen helpen om het lerarentekort terug te dringen. Dat kan door andere expertise de school binnen te halen om zo leraren werk uit handen te nemen, waardoor leraren zich kunnen toeleggen op goed lesgeven. Ook digitale hulmiddelen kunnen helpen de taken van leraren te verlichten, stellen de ministers.

De aandacht voor anders organiseren sluit ook aan bij de afspraak die sociale partners in het vo hebben gemaakt - met het afsluiten van het onderhandelaarsakkoord cao - om met de minister en andere relevante partijen het gesprek aan te gaan over verlaging van de onderwijstijd. In vergelijking met andere landen geven leraren in Nederland veel les en hebben leerlingen veel lestijd. De vraag is of het hoge aantal lessen en de nadruk op kwantiteit nodig is. Verlaging van de onderwijstijd, meer in overeenstemming met andere Europese landen, kan een impuls geven aan de kwaliteit van het onderwijs en tegelijk bijdragen aan een vermindering van het lerarentekort.