Minister kondigt signaleringswaarde aan voor reserves schoolbesturen

16 december 2019

Uit de jaarcijfers over 2018 blijkt dat schoolbesturen in het voortgezet onderwijs het jaar licht positief hebben afgesloten. Gemiddeld werd een positief saldo van ongeveer een procent gerealiseerd. Dat staat in de Financiële staat van het onderwijs dat de onderwijsinspectie op 17 december 2019 publiceerde. Het laat ook zien dat het eigen vermogen binnen de sector de laatste jaren is toegenomen. Hierbij moet worden aangetekend dat de verschillen tussen schoolbesturen groot zijn.

De minister kondigt in zijn brief bij de Financiële staat van het onderwijs aan een signaleringswaarde vast te stellen voor de reserves van schoolbesturen. De VO-raad gaat met de minister in gesprek over de regels rondom het vaststellen van een gewenste reserve en op welke wijze besturen worden aangesproken als de reserves te hoog zijn. De VO-raad vindt het belangrijk dat schoolbesturen overtollige reserves inzetten, maar wil bewaken dat schoolbesturen in hun bedrijfsvoering altijd voldoende risico's kunnen opvangen.

Oorzaken groei eigen vermogen

Uit onderzoek van Oberon blijkt dat er meerdere verklaringen zijn voor de groei van het eigen vermogen van scholen. Meest in het oog springend zijn:

  1. Scholen hebben meer taken opgepakt. Een groter spectrum aan activiteiten betekent vaak meer activa op de balans en meer risico’s die moeten worden afgedekt. In 2018 investeerden schoolbesturen ook meer in verduurzamingsmaatregelen zoals LED-verlichting en zonnepanelen.
  2. Schoolbesturen weten pas in de zomer hoe hoog de precieze bekostiging in dat boekjaar is. De bekostiging wordt halverwege elk kalenderjaar met terugwerkende kracht geïndexeerd (n.a.v. een besluit bij de voorjaarsnota). Ook eventuele incidentele bekostiging volgt doorgaans in het najaar, wanneer het kabinet op andere posten in de begroting meevallers heeft die nog in hetzelfde boekjaar worden geïnvesteerd in het onderwijs.
  3. Het onderwijs is op alle niveaus in de organisatie behoudend in het besteden van middelen. Het gevolg is dat aan het einde van het jaar vaak middelen over blijven. Het uitgeven van deze eenmalige overschotten is niet eenvoudig, omdat de meest zinvolle uitgaven, aan bijvoorbeeld onderwijzend personeel en lesmethoden, een structureel karakter hebben.
     

De minister geeft aan dat de informatievoorziening van scholen over de wijze waarop zij omgaan met de bekostiging zal worden verbeterd. Hij denkt hierbij aan regionale bijeenkomsten waarin de bekostigingsontwikkeling wordt toegelicht.