Monitoringsaanpak Nationaal Programma Onderwijs gepubliceerd
07 juli 2021
Een brede monitor
De aanpak bestaat uit drie elementen. Allereerst wordt onderzocht hoe de implementatie op scholen verloopt. Hierbij staat een uitvraag aan scholen centraal. Deze zal in september onder alle scholen worden uitgezet. Daarnaast zal bij een beperkt aantal scholen aanvullend onderzoek worden gedaan. De opbrengsten uit deze monitor zullen worden aangevuld met relevante sectorale onderzoeken en data om tot duiding van de resultaten te komen. Dit betreft niet alleen de cognitieve aspecten, maar heeft ook betrekking op het welbevinden van leerlingen. Naast de implementatie en de resultaten wordt middels wetenschappelijk onderbouwde experimenten het effect van specifieke interventies gemeten. Dit alles moet bij elkaar een rijk beeld geven van de voortgang op de gestelde doelen: het herstellen van corona gerelateerde achterstanden en de in dat kader opgetreden toename van kansenongelijkheid.
Een ander belangrijk doel van de monitoring is gericht op de lange termijn. Op stelselniveau kan het lessen opleveren voor structurele verbetering en structurele investeringen. Ook ontstaat een scherper beeld van de effectiviteit van specifieke interventies.
Monitoren wat er op scholen gebeurt
De VO-raad heeft vanaf het begin gehamerd op heldere doelen en een solide monitoring, zodat na afloop geen discussie kan ontstaan over een juiste besteding van de middelen. Daarbij is een belangrijk aandachtspunt dat gemonitord wordt wat er daadwerkelijk op scholen gebeurt. De relevantie en representativiteit van sectorale data is beperkt. Zeker waar het gaat om het welbevinden van leerlingen. Informatie uit de hiervoor benoemde uitvraag aan scholen en daarnaast de verantwoording van besturen in het jaarverslag (waarover OCW op de website van het NP Onderwijs meer informatie heeft gepubliceerd) zullen ook een rol moeten spelen bij de totstandkoming van de monitoringsrapporten. De VO-raad zal zich blijven inzetten voor een heldere rapportage over de opbrengsten van het nationaal programma en hierover in de komende twee jaar het gesprek voeren met de minister.