Monitoronderzoek strategisch personeelsbeleid op scholen: werk aan de winkel!

29 juni 2023

Het niveau van strategisch personeelsbeleid in het voortgezet onderwijs is ruim voldoende tot goed. De doorontwikkeling en doorwerking van het beleid in de scholen stagneren echter. Blijvende inzet van bestuurders en schoolleiders om het strategisch personeelsbeleid daadwerkelijk in de school te laten landen is noodzakelijk. Om dit mogelijk te maken blijft structurele financiering en ondersteuning nodig. Dat blijkt uit het monitoronderzoek van de Universiteit Utrecht naar de ontwikkeling en doorwerking van strategisch personeelsbeleid in het voortgezet onderwijs sinds 2018.

Het rapport beschrijft de staat van het strategisch personeelsbeleid 2023 en de ontwikkeling sinds 2018 op de vijf samenhangende indicatoren:

  1. Afstemming van strategisch personeelsbeleid op externe ontwikkelingen;
  2. en op onderwijskundige doelen;
  3. Duurzame inzetbaarheid van personeel;
  4. Ontwikkelperspectief van leraren en schoolleiders;
  5. Kwaliteit van implementatie van strategisch personeelsbeleid door schoolleiders.
     

Het monitoringsonderzoek laat zien dat het strategisch personeelsbeleid ten opzichte van 2020 niet of nauwelijks verder is verbeterd. Enerzijds duiden de onderzoekers dit positief: de sector heeft beleid ontwikkeld en houdt het ruim voldoende tot goede niveau op vier van de vijf indicatoren vast. Alleen voor de indicator duurzame inzetbaarheid van personeel is dit niet het geval. Anderzijds kan dit ook worden geduid als het uitblijven van verdere verbetering op de genoemde indicatoren, aldus de onderzoekers. Het onderzoek laat zien dat onder meer de steun voor mobiliteit en het doorgroeien van leraren en schoolleiders en beleidsmaatregelen voor duurzame inzetbaarheid van personeel, relatief gezien achterblijven.

Gebrekkige doorwerking

Een tweede beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, is de gebrekkige doorwerking van het door besturen vastgestelde en door schoolleiders en middenmanagers geïmplementeerde beleid. ‘Het schort aan effectieve doorwerking op alle indicatoren, afgaande op het oordeel van middenmanagers en vooral leraren. In slechts 21% tot 44% van de scholen is er sprake van goede doorwerking van beleid voor de indicatoren.’ De onderzoekers benoemen een aantal ‘essentiële tekortkomingen’:

  • leraren houvast bieden voor en ondersteunen in het professionele gedrag dat gewenst is voor het realiseren van de onderwijskundige schooldoelen;
  • leraren steunen in eigen initiatieven voor collectieve professionele ontwikkeling en onderwijsontwikkeling en -vernieuwing; en
  • leraren ondersteunen in het omgaan met arbeidsrisico’s voor hun duurzame inzetbaarheid zoals werkdruk/stress.
     

De onderzoekers benoemen ook een aantal belemmerende factoren dat een verklaring is voor de stagnatie en gebrekkige doorwerking van het personeelsbeleid. Het ontbreekt:

  • aan voldoende professionele ruimte en/of het gebruik daarvan door de eindverantwoordelijke schoolleiders en middenmanagers in de ontwikkeling en toepassing van strategisch personeelsbeleid voor hun eigen school/afdeling.
  • aan realistische informatie over de feitelijke resultaten van strategisch personeelsbeleid en over de daadwerkelijke ondersteuningsbehoeften van middenmanagers en leraren.
  • te vaak aan een professionele dialoog tussen schoolleiding en teams over hoe de onderwijsvisie wordt vertaald naar personeelsbeleid en wat er aan ondersteuning nodig is om dit te realiseren.
     

Blijvende inzet en ondersteuning noodzakelijk

Het onderzoek bevat diverse aanbevelingen voor besturen, schoolleiders en leraren, gericht op de aanpak van belemmerende factoren binnen de school. Er is werk aan de winkel, op korte en lange termijn. De onderzoekers constateren terecht dat het koppelen van onderwijs- en personeelsontwikkeling een van de kerntaken van een professionele schoolorganisatie is. De ontwikkeling daar naartoe beslaat een langere periode, kent geen duidelijk eindpunt en kan niet zonder ondersteuning.

Uit het monitoronderzoek blijkt dat de extra financiële middelen voor ondersteuning die het ministerie van OCW ter beschikking heeft gesteld een weliswaar licht, maar significant positief effect hebben gehad op de ontwikkeling van strategisch personeelsbeleid in het vo. Dat geldt ook voor de hulpmiddelen die de VO-raad heeft ontwikkeld voor de ondersteuning van besturen en schoolleiders. Eerder dit jaar liet de minister echter weten dat de prestatieboxmiddelen voor strategisch personeelsbeleid in 2023 voor slechts 50% beschikbaar blijven voor de vo-sector. De VO-raad betreurt dit en vindt het noodzakelijk dat er structurele middelen ter versterking van strategisch personeelsbeleid beschikbaar blijven. Uit een onderzoek van Regioplan (2022) blijkt dat de prestatieboxmiddelen en de daaraan gekoppelde activiteiten het belang van strategisch personeelsbeleid hebben geagendeerd bij de scholen en veel scholen hebben gestimuleerd om er (nog meer) werk van te maken. Zij wijzen tevens op het belang van structurele financiële ondersteuning.

De VO-raad neemt de aanbeveling uit het monitoronderzoek ter harte om zich te beraden op de vraag welke vormen van ondersteuning effectief en van belang zijn om als sector een volgende stap te kunnen zetten. De uitdaging hierbij, zo schrijven de onderzoekers in het monitoronderzoek, is ‘om door te dringen tot besturen en eindverantwoordelijke schoolleiders die denken dat ze de deskundigheid voor strategisch personeelsbeleid in huis hebben en zich niet bewust zijn van de gebrekkige doorwerking van hun beleid. Dat vraagt er om de bestaande vormen van ondersteuning aan te vullen met een soort reality check waardoor besturen en schoolleiders ontdekken in hoeverre hun beleid daadwerkelijk ondersteuning biedt aan medewerkers en dit ook zo wordt ervaren op de werkvloer.’

Wettelijke eisen

Het kabinet heeft een wetsvoorstel ingediend om eisen te stellen aan strategisch personeelsbeleid in het funderend onderwijs. De onderzoekers van de Universiteit Utrecht geven aan dit wetsvoorstel belangrijk te vinden omdat ‘het duidelijkheid (geeft) over het blijvende belang dat gehecht wordt aan strategisch personeelsbeleid en aan het investeren van tijd en inzet door besturen en scholen.’ Zij wijzen wel op het mogelijk dubbele signaal dat de overheid afgeeft met de optuiging van onderwijsregio’s. De nadruk die daarin wordt gelegd op sturing op een regionaal c.q. boven-bestuurlijk niveau kan op gespannen voet staan met bepalingen in het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid. ‘De uitdaging is om regionale samenwerking op het gebied van professionele ontwikkeling en de aanpak van arbeidsmarktproblemen te combineren met de afstemming van strategisch personeelsbeleid door besturen en schoolleiders op de onderwijsvisie en onderwijskundige doelen van hun school’, aldus de onderzoekers.

De VO-raad heeft kritisch gereageerd op het wetsvoorstel SHRM. De kritiek betreft met name het voornemen om diverse arbeidsvoorwaardelijke thema’s in de wet op te nemen, te sturen met Algemene Maatregelen van Bestuur en bepalingen rond medezeggenschap die in het huidige wetsvoorstel zijn opgenomen.

Het monitoronderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de monitoring van de afspraak in het geactualiseerde Sectorakkoord VO (2018) over de versterking van strategisch personeelsbeleid in het voortgezet onderwijs. Het onderzoek richt zich op (a) de ontwikkeling in de periode 2018-2023 en (b) de doorwerking van strategisch personeelsbeleid. Eerdere onderzoeken vonden plaats in 2019 en 2020.

Voor het monitoronderzoek van 2023 werden in het eerste kwartaal van 2023 gegevens verzameld via een online vragenlijst. Aan het onderzoek hebben 86 besturen, 454 schoolleiders en 1.015 leraren van 494 vestigingen deelgenomen. Onderzoek onder deze verschillende geledingen geeft inzicht in het beoogde beleid (waarvoor besturen formeel verantwoordelijk zijn), de implementatie door schoolleiders en de ondersteuning die leraren ervaren.