Onderwijsinspectie: Onafhankelijkheid van intern toezicht kan beter
26 september 2018
Functionele scheiding bestuur en intern toezicht
Schoolbesturen moeten sinds de Wet goed onderwijs in 2010 bestuur en intern toezicht scheiden. Schoolbesturen zijn zelf verantwoordelijk hoe dat gebeurt. Vooral in het primair onderwijs, maar ook in een deel van het voortgezet onderwijs, kiezen schoolorganisaties ervoor om binnen een bestuur zowel een uitvoerend deel als een toezichthoudend deel te onderscheiden.
Uit het onderzoek blijkt dat sommige besturen veel ruimte nemen om zelf te bepalen wat ze formeel afspreken over de verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Daarbij regelen niet alle besturen op een adequate wijze een scheiding van bestuur en toezicht. Een deel van de besturen neemt bijvoorbeeld de ruimte om aan intern toezichthouders personele bevoegdheden toe te kennen, zoals het aannemen van personeel.
Extra aandacht
De inspectie wijst de overheid en sectororganisaties erop het doel van de toezichtkaders goed voor het voetlicht te brengen bij de schoolbesturen en toezichthouders en waar nodig te verduidelijken.Het is daarbij van belang dat er genoeg afstand is om onafhankelijk invulling te geven aan de controlerende rol. Tegelijk moet de toegevoegde waarde van het intern toezicht als klankbord niet verdwijnen. Zeker de wat kleinere schoolorganisaties kunnen hier veel baat bij hebben. De VO-raad zal in 2019 naar verwachting de Code Goed onderwijsbestuur VO actualiseren en zal daarin ook de vraag meenemen of er extra aandacht nodig is voor schoolorganisaties die hun bestuur en intern toezicht functioneel (binnen één bestuur) gescheiden hebben.