Onderzoek: Verbeteringen mogelijk in beleid rond ziekte- en kortdurend ongeoorloofd verzuim leerlingen

07 juli 2021

Er zijn verbeteringen mogelijk als het gaat om het in beeld hebben van het ziekte- en kortdurend ongeoorloofd verzuim van leerlingen (en patronen hierin) en de aanpak van dit verzuim. Dit concludeert KBA Nijmegen, dat in opdracht van het ministerie van VWS (met nauwe betrokkenheid van OCW) het verzuim in het po, vo en (v)so en het beleid rond dit thema in kaart heeft gebracht. De onderzoekers doen een aantal aanbevelingen aan het onderwijs, gemeenten en jeugdgezondheidszorg en de Rijksoverheid.

KBA Nijmegen deed onder meer onderzoek naar de omvang van het ziekte- en kortdurend ongeoorloofd verzuim van leerlingen. In het vo missen leerlingen gemiddeld per schooljaar 11 schooldagen door ziekmeldingen; het ziekteverzuim is daarmee hoger dan in het po (gemiddeld 4 dagen). In grotere steden en APC-gebieden  worden kinderen vaker ziekgemeld. Bij een deel van de leerlingen is een alarmerende optelsom van veel ziekteverzuim en veel ongeoorloofd verzuim (stapeling) gevonden; in het po gaat het hierbij om 3% en in het vo om 11% van de ziekteverzuimers. 

De manier waarop scholen omgaan met ziekte- en kortdurend ongeoorloofd verzuim varieert in strategie en focus, zo wordt geconcludeerd, waarbij sommige scholen zich vooral op preventie richten en investeren in een goede zorgstructuur en andere scholen een meer curatieve aanpak volgen. Met name Leerplicht stelt dat scholen het verzuim en vooral patronen in dit verzuim - veelvuldig ziek melden of ongeoorloofd verzuimen - lang niet altijd goed in beeld hebben, met als gevaar dat leerlingen tussen de wal en het schip belanden. Ook wordt volgens Leerplicht niet altijd goed doorgepakt bij verzuim. Scholen hebben hier een positiever beeld over. 

Aanbevelingen 

De onderzoeksresultaten leiden tot aanbevelingen voor onder meer het onderwijs. Naast een veilig klimaat op school (leerlingen moeten gemist worden), is het volgens de onderzoekers van belang dat het verzuimbeleid ook daadwerkelijk goed bekend is en wordt toegepast in de school - bijvoorbeeld via het aanstellen van een verzuimcoördinator - dat de medewerkers bekend zijn met en goed zijn toegerust voor hun rol, zich bewust zijn van de cruciale rol van ouders en er verbinding wordt gelegd met de zorgstructuur. 

Gemeenten moeten de relatie en samenwerking tussen school, Leerplicht en de jeugdarts verbeteren, bijvoorbeeld door concrete afspraken te maken over ieders rol en de aanwezigheid van een leerplichtambtenaar/jeugdarts op school. Ook moeten er betere afspraken komen over het in beeld krijgen van de cijfers van het ziekteverzuim en ongeoorloofd verzuim, om tijdig stapeling en patronen te signaleren. De primaire regierol ligt bij het onderwijs, maar inzet van Leerplicht, jeugdgezondheidshulp en jeugdhulp is nodig, stellen de onderzoekers. 

De Rijksoverheid zou moeten regelen dat het melden van al het verzuim (geoorloofd en ongeoorloofd) wettelijk wordt verplicht en dat Leerplicht een wettelijke taak krijgt bij het registreren hiervan, patroonherkenning en ook de opvolging van het ziekteverzuim (samen met de jeugdgezondheidszorg). De Onderwijsinspectie zou meer toezicht moeten uitoefenen op zowel de registratie van als de communicatie over en melding van zorgwekkend ziekteverzuim. Ook wordt gepleit voor meer eenheid in de manier van registreren. 

De VO-raad erkent en herkent het belang van goed verzuimbeleid om thuiszitten te voorkomen. Regelmatig ziek melden of ongeoorloofd afwezig zijn, kunnen aanwijzingen zijn van onderliggende problemen die aandacht behoeven. De VO-raad gaat over de aanbevelingen in gesprek met de betrokken organisaties (VNG, Ingrado, ouderorganisaties, bonden, ministeries van OCW en VWS) in het thuiszittersoverleg.