Pleidooi onderwijsveld en wetenschap voor bijsturen Nationaal Programma Onderwijs
26 mei 2021
Aan het rondetafelgesprek namen deel:
Vanuit de wetenschap: Tamara van Gog (Universiteit Utrecht) en Roel Bosker (Universiteit Groningen).
Uit het veld: Tamar van Gelder (AOb, mede namens CNV en FvoV), Petra van Haren (AVS), Sharon Martens (Lerarencollectief) en Nieke Luijcks (LAKS).
En verder: Merel van Vroonhoven (aanpak lerarentekort), Margreet de Vries (directeur-bestuurder Onderwijs Ontwikkeling Nederland), Lobke Vlaming (Ouders & Onderwijs) en Elijah Delsink (namens VSO leerlingen).
In het gesprek werden nadrukkelijk de kansen onderstreept die de NPO-middelen het onderwijs bieden; bij het terugdringen van de door corona veroorzaakte leerachterstanden en de sociaal-emotionele gevolgen voor leerlingen, én bij het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Ook is het NPO een unieke kans om met en van elkaar te leren in het onderwijs, zo werd benadrukt.
Er was echter ook veel kritiek op de huidige invulling van het NPO, veelal in lijn met het position paper dat de VO-raad naar de Kamer stuurde, in aanloop naar het rontetafelgesprek .
Heldere doelen
Met name het ontbreken van heldere doelen (wat willen we bereiken, wanneer zijn we tevreden?) en een duidelijk plan voor de monitoring van deze doelen, werden vaak genoemd. Het duurzaam verbeteren van onderwijskwaliteit is een heel ander doel dan het wegwerken van vertragingen en het werken aan de sociaal-emotionele gevolgen en vergt andere instrumenten, een andere looptijd en andere evaluatie, benadrukten de sprekers. De wetenschappers pleitten voor een nationaal onderzoeksprogramma op basis van heldere indicatoren op landelijk niveau, waarbij op hoofdlijnen wordt gemonitord op sectorniveau en via reguliere kanalen wordt gemonitord op schoolniveau. Ook de VO-raad pleit voor duidelijke doelen en een solide monitoring van het programma.
Op vragen van Kamerleden over het risico dat interventies gericht op welbevinden minder aandacht krijgen omdat deze lastig meetbaar zijn, beaamden de wetenschappers dat dit risico er is, maar dat er op lokaal niveau soms wel degelijk informatie beschikbaar is, bijvoorbeeld vanuit de GGD. Een ander aandachtspunt is dat er geen zicht is op de landelijke omvang van de achterstanden; dit kan het lastig maken ook de voortgang op dit punt te meten.
Vlaming vroeg aandacht voor de doelgroepen: het NPO zou zich volgens haar moeten richten op kinderen die dit het hardst nodig hebben en ook op kinderen die niet naar school gaan.
Realistisch tijdspad en structurele middelen
Centraal thema in de bijeenkomst was de aanpassing van het tijdspad; ook een centraal punt in het position paper van de VO-raad. Het tijdpad is volgens meerdere sprekers te krap. Zeker gezien het leraren- en schoolleiderstekort en de drukte op scholen in coronatijd is de vraag: kan het geld wel op een goede manier in de genoemde tijd worden besteed? Een veelgehoord pleidooi in het gesprek was: laat scholen de middelen over een langere periode (van drie of vier jaar) uitsmeren, bouw rust in, geef hen de tijd om te bepalen waar het geld het beste kan worden ingezet. De huidige bestedingstermijn leidt kortetermijndenken in de hand, aldus de Vries. Een meerjarige, goed doorpakte aanpak is essentieel, aldus Van Vroonhoven.
In het gesprek was er, net als vanuit de VO-raad, een krachtig pleidooi richting kabinet voor structurele middelen, onder meer vanuit Van Gelder en Martens. Van Vroonhoven: ‘Met incidenteel geld kunnen geen structurele problemen worden opgelost, sterker nog: het risico is dat het weggegooid wordt.’
Menukaart
De aanwezige wetenschappers waren ook kritisch over de menukaart voor interventies. Het is krachtig om te werken vanuit evidence based aanpakken, stelden zij, maar de menukaart is te breed voor het inlopen van de achterstanden (hiervoor is verlenging van onderwijstijd en tutoring vooral relevant), en te smal voor het duurzaam werken aan onderwijskwaliteit. Ook is er volgens de wetenschappers onduidelijkheid over instrumenten voor het werken aan sociaal-emotionele aspecten en interventies gericht op de overgang po-vo.
Er werd ook gepleit voor een instituut dat effectieve interventies in het onderwijs bijhoudt, ook los van het Nationaal Programma Onderwijs.
Betrokkenheid leraren
Verder benadrukten onder meer Van Gelder, Martens en Luijcks het belang van de betrokkenheid van leraren (en ouders); volgens hen zouden het ook de schoolteams moeten zijn die, met instemming van de MR, bepalen waar de middelen het beste aan kunnen worden besteed.
Alle partijen wezen op het belang van leraren en schoolleiders in het gehele proces en willen daarom vanuit het NPO ook in hen en hun professionalisering investeren. Zorgen waren er tenslotte over de inzet van commerciële bureaus, hier zou een begrenzing aan moeten zitten en ook moeten kwaliteitseisen worden gesteld, aldus diverse Kamerleden, de Vries en Van Gelder.
Vervolg
Op dinsdag 7 juni is er nog een Commissievergadering over het Nationaal Programma Onderwijs.