Presentatie sectorrapportage: waarom niet meer mensen in vaste dienst?

10 november 2022

Tijdens de presentatie van de nieuwe Sectorrapportages PO en VO aan de Vaste Kamercommissie Onderwijs (10 november jl.) toonden de Kamerleden met name interesse in de verhouding tussen vaste en flex-contracten in het onderwijs. Kunnen schoolbesturen niet meer risico nemen, was de onderliggende vraag.


De Sectorrapportage PO en VO is een instrument om, op basis van data en cijfers, verantwoording aan de samenleving af te leggen over de wijze waarop het door de overheid beschikbaar gestelde geld voor het funderend onderwijs wordt besteed. De voorzitters van de PO- en VO-raad presenteerden, samen met twee schoolbestuurders, de tweede editie van deze rapportage aan de Vast Kamercommissie. De onderwijswoordvoerders van D66, VVD, CDA en GroenLinks waren hierbij aanwezig. 

Tijdens de bespreking die volgde op de presentatie vroeg Mariëlle Paul (VVD) naar de verhouding tussen flex- en vaste contracten. Freddy Weima (voorzitter PO-Raad): ‘De Sectorrapportages PO&VO bevatten hier nog geen gegevens over, maar we weten dat in het po 85% van de leerkrachten een vaste aanstelling heeft. In het vo gaat het om een vergelijkbaar percentage. Mijn indruk is dat het onderwijs hiermee binnen de publieke sector hoog scoort.’

Lisa Westerveld (GroenLinks) vroeg zich af waarom het aantal tijdelijke contracten stijgt terwijl er, onder andere met  NPO-gelden, fors wordt geïnvesteerd in het onderwijs. ‘Wordt er dan nog niet voldoende geïnvesteerd? Mensen geven aan dat ze er niet voor kiezen om leraar te worden vanwege de tijdelijke contracten. En scholen lopen toch niet echt zoals het mkb het risico om failliet te gaan? Kunnen jullie als bestuurders geen harde afspraken maken in de cao zodat dit niet verder toeneemt?’

Henk Hagoort (VO-raad) reageerde hierop: ‘We zijn zeker blij dat er meer geïnvesteerd wordt in het onderwijs. Maar de NPO-gelden zijn tijdelijk. Dat betekent dat je daarmee geen medewerkers structureel kunt aannemen. Daarnaast wordt er gelukkig ook structureel geïnvesteerd, onder andere voor verbetering van de basisvaardigheden en in het programma School & Omgeving. Maar ondanks dat hiervoor structureel geld is uitgetrokken komt het in de vorm van een tijdelijke subsidie bij de scholen. Die weten daardoor niet waar ze op de langere termijn aan toe zijn.’

Volgens Paul van Meenen (D66) gaat het echter als je kijkt naar het langetermijnperspectief wel degelijk om structurele investeringen. ‘Vanwege de snelheid hebben we het nu moeten aanbieden als tijdelijke subsidies, maar ze gaan structureel worden. En er is zo’n tekort aan leraren dat er geen risico is om iemand in vaste dienst te nemen.’

Ewald van Vliet (bestuurder Lucas Onderwijs) wees er ten slotte op dat er geen verschil van inzicht bestaat over het belang van vaste aanstelling, in tegendeel: ‘Schoolbesturen willen niets liever dan medewerkers vast aanstellen, dat geeft continuïteit in je organisatie. Maar het moet wel kunnen.’

Een ander onderwerp waar de Kamerleden geïnteresseerd in waren was de verhouding tussen het geld dat besteed wordt aan het primaire proces en de ondersteuning. Uit de sectorrapportage blijkt dat in het po 9,6% van het budget naar ondersteuning gaat en in het vo 13,3%. Respectievelijk 1,5 en 0.7% hiervan wordt bovenschools besteed. De Kamerleden vroegen verduidelijking over wat deze cijfers nu precies betekenen: ‘Hoeveel van het geld dat aan het primaire proces besteed wordt komt daadwerkelijk in de klas terecht en hoeveel gaat er op aan coördinerende taken, administratie en dergelijke?’

  

De raden zijn het met de commissie eens dat de definitie van overhead nog scherper kan. ‘We willen hier zelf ook meer inzicht in, maar het blijkt lastig de getallen boven tafel te krijgen en de definities scherp. We pakken dit verder op voor de volgende sectorrapportages,’ aldus Freddy Weima.