Raad van State kritisch op wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden

18 november 2024

De Raad van State bracht op 11 november 2024 uit advies over het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR). De Raad van State is kritisch op het wetsvoorstel en merkt hierbij op dat het een beperkte bijdrage zal leveren aan de aanpak van schijnzelfstandigheid. De reden hiervoor is dat het voorstel vooral het geldende recht (ingevuld door jurisprudentie) codificeert.

In zijn advies geeft de Raad een toetsingskader dat het onderscheid tussen werknemers een zzp’ers moet verduidelijken. Doel hiervan is om schijnzelfstandigheid te verminderen. Het wetsvoorstel (met als beoogde ingangsdatum 1 januari 2026) geeft daartoe een nadere invulling van het zogenaamde gezagscriterium in de wettelijke definitie van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast introduceert het voorstel een rechtsvermoeden op basis van een uurtarief van € 33 of minder.

Het voorgestelde toetsingskader suggereert volgens de adviseur een mate van exactheid die moeilijk waargemaakt kan worden. De voorgenomen beëindiging van het handhavingsmoratorium in het kader van de huidige Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) zal een effectievere aanpak kunnen vormen, aldus de Raad van State.

De Raad van State waarschuwt verder dat een sterke toename in het aantal kwalificaties van zzp-relaties als arbeidsovereenkomst ingrijpende gevolgen kan hebben voor werkgevers en pensioenfondsen. Het advies aan de regering is om hieraan meer aandacht te besteden.

Het is nu aan de minister Van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om te besluiten of hij het wetsvoorstel VBAR naar aanleiding van het advies wil aanpassen.