Rekenvaardigheden veel tweedeklassers niet op niveau
27 februari 2024
In het peilonderzoek is ook uitgebreid onderzocht hoe vo-scholen werken aan het bevorderen van de vaardigheden van hun leerlingen in rekenen en wiskunde. Gemiddeld krijgen de tweedeklassers 2,5 uur wiskundeles per week. De meerderheid van de scholen biedt buiten schooltijd extra reken- en wiskundelessen aan leerlingen met leerachterstanden. Ook de houding van leerlingen tegenover rekenen en wiskunde zijn in kaart gebracht. Hierbij komt naar voren dat veel leerlingen het vak wiskunde niet leuk vinden en er het nut niet altijd van inzien.
Het peilonderzoek is afgenomen in het voorjaar van 2022, vlak na een periode van schoolsluitingen en thuisonderwijs vanwege de coronapandemie. De invloed hiervan is niet specifiek onderzocht. Schoolleiders en docenten gaven in het onderzoek wel aan dat zij ten opzichte van de pre-coronatijd vaker negatieve veranderingen zien in het leergedrag (motivatie en concentratie) en de leerprestaties (achteruitgang). Dit geldt in iets sterkere mate voor de pro- en vmbo-scholen dan voor de havo/vwo-scholen.
Henk Hagoort: “De uitkomst van deze peiling laat zien dat het rekenniveau van tweedeklassers zorgelijk is. De afgelopen jaren hebben scholen volop ingezet om de basisvaardigheden in het voortgezet onderwijs te versterken. Het gebrek aan leraren in het onderwijs speelt hen hierbij parten. Die zijn juist op de scholen waar leerlingen deze het hardst nodig hebben, niet altijd voorhanden. Het is om die reden dat de gezamenlijke onderwijspartijen een nieuw kabinet hebben opgeroepen om de allerhoogste prioriteit te geven aan het verminderen van het tekort aan leraren en schoolleiders." Op woensdag 28 februari debatteert de Tweede Kamer over het lerarenbeleid.
Duiding peilonderzoek
De inspectie heeft experts gevraagd om te reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek. Volgens deze experts is het gebrek aan een goede doorlopende leerlijn po-vo een mogelijke verklaring voor de achterblijvende resultaten in het vo. Verder onderstrepen de experts het belang om reken- en wiskundevaardigheden op een eenduidige manier in andere vakken terug te laten komen en meer in te zetten op de professionalisering van docenten, niet alleen vakinhoudelijk maar ook gericht op vakdidactiek. Ook het verankeren van het referentiekader in de kerndoelen en examenprogramma’s van het vo – zoals de VO-raad al jaren bepleit - is een van de suggesties die wordt gedaan.
Het onderzoek levert tegelijkertijd ook nieuwe vragen op: wat is de verklaring voor de grote discrepantie tussen de resultaten van leerlingen op toetsen en examens - zoals de eindtoets po en de eindexamens vo - en de resultaten op tussentijdse toetsen als PISA en de peilonderzoeken? Trekken leerlingen in de bovenbouw van het vo nog een flink been bij? Speelt het onderscheid lowstake en highstake toetsen een rol voor leerlingen? Het referentiekader taal en rekenen werkt in de praktijk niet zoals men had gewild bij de invoering. Op welke manier heeft dat gegeven invloed op de uitkomsten van het peilonderzoek?
Scholen volop aan de slag
Veel scholen zetten – met aanwending van de subsidieregeling Basisvaardigheden - vol in op het versterken van de basisvaardigheden. De VO-raad vindt het belangrijk dat deze subsidieregeling voor alle scholen en in de vorm van structurele financiering beschikbaar komt. Met tijdelijk geld kunnen de structurele uitdagingen in het onderwijs onvoldoende aangepakt worden en kunnen niet alle scholen hier volop op investeren.
Het versterken van de leesvaardigheid van leerlingen draagt naar verwachting ook bij aan de resultaten voor rekenen. Uit het peilonderzoek komt naar voren dat leerlingen beter presteren op ‘kale’ rekenopgaven dan op de contextopgaven. Ook de VO-raad zet volop in op het versterken van de leesvaardigheid in het onderwijs, o.a. via de Kennistafel Leesonderwijs.
Over het ‘Peilonderzoek Rekenen en Wiskunde’
Het ‘Peilonderzoek Rekenen en Wiskunde’ is een stelselonderzoek dat in het voorjaar 2022 voor het eerst is afgenomen onder 14-jarige scholieren van 130 vo-scholen. In het primair onderwijs worden deze stelselonderzoeken al sinds 2014 gehouden. Deze peiling brengt in kaart wat leerlingen kennen en kunnen op het gebied van rekenen en wiskunde aan het einde van het tweede leerjaar in het vo. Ook is uitgebreid onderzocht hoe vo-scholen werken aan het bevorderen van de vaardigheden van hun leerlingen in rekenen en wiskunde. Het peilonderzoek hanteert daarbij het referentiekader taal en rekenen als ijkpunt.
Het referentiekader is in 2009 ingevoerd met het oog op het bevorderen van een doorlopende leerlijn po-vo-mbo. Het referentiekader taal en rekenen is een eigenstandig kader en staat los van de kerndoelen en examenprogramma’s in het vo. Uit een evaluatie van het kader blijkt dat docenten in het vo niet goed op de hoogte zijn van de inhoud van het kader. Ook biedt het in de praktijk weinig houvast voor vo-docenten en loopt het achter op actuele ontwikkelingen in de vakgebieden.
Het inpassen van een eigenstandig kader voor taal en voor rekenen - naast de bestaande kerndoelen en examenprogramma’s in het vo – is uiterst moeizaam gebleken. Een goede verbinding tussen het curriculum en het referentiekader ontbrak. Ook in het mbo wordt het referentiekader niet langer als ijkpunt voor de inhoud van het rekenonderwijs gehanteerd. De VO-raad pleit daarom ook voor een goede verankering van de basisvaardigheden in de nieuwe kerndoelen en examenprogramma’s en een voortvarende invoering van de nieuwe kerndoelen voor basisvaardigheden en de herziene examenprogramma’s voor wiskunde in het vmbo. Op die manier ontstaat er een eenduidige en heldere opdracht voor alle docenten in het vo.