Schoolbesturen willen te hoge reserves afbouwen
13 oktober 2019
Dit bedrag is de optelsom van wat schoolbesturen in 2018 ‘overhielden’. Dit positieve resultaat ontstaat onder andere doordat besturen hun baten structureel onderschatten. Dat komt deels doordat zij de bekostiging door het Rijk als onvoorspelbaar ervaren. In de Kamerbrief zeggen de ministers toe dat zij de bekostiging gaan vereenvoudigen en de communicatie over de bekostiging gaan verbeteren.
Er zijn ook besturen met een te krappe reserve
De brief gaat vooral in op de omvang van de reserves van de diverse onderwijssectoren. De ministers waken ervoor een te simplistisch beeld te schetsen van de reserveposities. Zij stellen vast dat het gegeven dat een aantal onderwijsinstellingen een te hoge reserve heeft, niet betekent dat de gehele sector rijk is. Er zijn in iedere sector besturen die mogelijk een te hoge reserve hebben, maar ook besturen die financieel gezien in de gevarenzone zitten. ‘Het is moeilijk om een sectorbeeld in slechts één getal te vangen.’
Uit een analyse van de VO-raad ontstaat het beeld dat in het vo ongeveer 80% van de besturen hun financiën geen te hoge reserves heeft. 20% heeft dit wel. Er bestaat echter geen eenduidigheid over wanneer reserves precies te hoog zijn. De Inspectie van het Onderwijs werkt aan een methode om dit vast te stellen. In 2020 komt de inspectie met een zogenaamde signaleringswaarde, op basis waarvan zij met schoolbesturen met hoge reserves in gesprek kan gaan.
Heldere methode
De VO-raad heeft vorig jaar de 25 besturen in de sector met de grootste buffers actief opgeroepen deze af te bouwen. Bij veertien van die besturen is gekeken wat het effect hiervan was. Op vier na hebben deze een plan opgesteld om dit te gaan doen. De vier besturen die dit nog niet gedaan hebben, krijgen een herinnering.
De VO-raad is er groot voorstander van dat er een heldere methode komt om vast te stellen of reserves van een onderwijsinstelling te hoog zijn. Het is daarbij dan wel belangrijk om ook vast te stellen wanneer de financiële buffer te krap is. Uit eigen analyse ontstaat het beeld dat dit voor ongeveer 20% van de onderwijsinstellingen in het vo geldt. Ook wijst de raad erop dat het soms gehoorde pleidooi om ‘eerst maar eens de reserves af te bouwen, voordat er geïnvesteerd kan worden’ geen recht doet aan financiële werkelijkheid in het vo. De 80% van de schoolbesturen die een buffer binnen de grenswaarde of zelf daaronder heeft, zou de dupe worden van deze redenering.
In totaal bedragen de overmatige buffers in het vo 135 miljoen euro. Dit is 1,5% van de totale baten van de sector.