Staatssecretaris kritisch op eenzijdig onderzoek naar lumpsum
30 mei 2017
Lees de Kamerbrief over veronderstelde niet-traceerbare gelden in het onderwijs
Begin mei publiceerden de (oud-)docenten Hans Duijvesteijn en Frans van Haandel een onderzoek, waarin zij op basis van een eigen analyse antwoord geven op de vraag ‘waar het extra geld voor het vo gebleven is’. Hun antwoord luidt kort samengevat: in een zwart gat.
Volgens Dekker levert het onderzoek een onterecht en schadelijk beeld op voor de sector. Schoolbesturen zijn volgens de staatssecretaris ‘mede door het extra geld in staat gesteld om kwalitatief goed onderwijs aan te bieden, hun cao-afspraken te bekostigen en uitvoering te geven aan overige afspraken en doelen, zoals onder meer de functiemix en het beschikbaar stellen van gratis schoolboeken. Dit wordt door de onderzoekers onterecht afgedaan alsof het geld niet terug te vinden is’.
Lumpsumsystematiek vereist goede verantwoording
Hoewel de staatssecretaris in zijn brief veel kritiek heeft op het onderzoek zelf, stelt hij terecht dat de lumpsumsystematiek een goede verantwoording vereist. Binnen het stelsel krijgen professionals veel ruimte om te handelen. Deze basisgedachte vormt het fundament van de lumpsumsystematiek: scholen in het vo krijgen een genormeerd bedrag. Binnen de wettelijke kaders kunnen schoolbesturen zelf prioriteren en besluiten waarin zij investeren, afhankelijk van de lokale situatie. Dit betekent dat niet elke euro gevolgd kan worden en dus ook dat op hoofdlijnen en op het bereik van doelen (beter) verantwoording moet worden afgelegd dan nu gebeurt. De staatssecretaris zet daarbij in op de volgende acties:
– Het versterken van de horizontale verantwoording.
– Het beter benutten van de bestaande informatie.
– Het op voorhand beter vastleggen van doelen inclusief bijbehorende verantwoordingsplichten.
Zie ook de reactie van de VO-raad
De brief sluit aan bij de reactie die de VO-raad eerder gaf op het onderzoek: De VO-raad plaatste eerder al grote vraagtekens bij het onderzoek, maar onderkende ook dat er in de toekomst helderdere afspraken moeten worden gemaakt over de verantwoording van aanvullende investeringen.