Structurele financiering basisvaardigheden gaat pas in op 1 januari 2027

31 mei 2024

Het nieuwe financieringsinstrument voor een structurele financiering van basisvaardigheden wordt niet per 1 januari 2026 maar pas per 1 januari 2027 ingevoerd. Dat betekent dat ook de komende jaren nog met een subsidieregime zal worden gewerkt. Dat blijkt uit de vierde voortgangsbrief Masterplan basisvaardigheden die minister Paul op 31 mei 2024 naar de Tweede Kamer stuurde

De VO-raad betreurt het dat de structurele bekostiging voor de basisvaardigheden wederom wordt uitgesteld en pas in 2027 wordt ingevoerd. Zo ontstaat er voor een aantal scholen die eerder subsidie hebben ontvangen de komende jaren een financieel gat. Hierdoor moeten mogelijk goede initiatieven worden gestopt of afgeschaald en in sommige gevallen kunnen extra aangestelde docenten geen vast dienstverband krijgen. De financieringsimpuls leidt op die manier niet tot een duurzame kwaliteitsimpuls. Ook zijn er tot 2027 nog steeds scholen die helemaal niets uit de subsidieruif krijgen en toch dezelfde opdracht hebben gekregen om de basisvaardigheden van hun leerlingen te versterken.  

De VO-raad gaat met het departement in overleg om te kijken hoe er beter geanticipeerd kan worden op het nieuwe financieringsregime waarbij alle scholen een bedrag voor de basisvaardigheden ontvangen. Ook zullen we aandacht vragen voor de scholen die gebruik hebben gemaakt van de subsidieregelingen 2022 en 2023 en nu een langere periode financieel moeten overbruggen. In totaal is bijna een half miljard euro beschikbaar voor de structurele financiering in het funderend onderwijs.

Veel in gang gezet op de scholen  

De minister stelt in de Kamerbrief dat scholen hard werken aan de versterking van de basisvaardigheden. Er is veel in gang gezet en er wordt volop gebruik gemaakt van de mogelijkheden voor ondersteuning en professionalisering. Een meerderheid van de scholen lukt het om hun verbeterplannen goed uit te voeren en een deel van de scholen ziet al de eerste resultaten. Het versterken van de basisvaardigheden is echter een kwestie van lange adem en betaalt zich nog niet direct uit in betere leeruitkomsten op de basisvaardigheden. 

(tekst gaat verder onder de afbeelding)

grafische weergave cijfers subsidie basisvaardigheden

Verplicht leerlingvolgsysteem  

Ook is het zicht op de actuele resultaten van deze inspanningen op stelselniveau in het vo op dit moment nog altijd beperkt. De stelselonderzoeken van de inspectie (Peil VO) en de PISA-resultaten dateren van enkele jaren geleden.  De minister heeft daarom aangekondigd om – in navolging van het primair onderwijs – een leerlingvolgsysteem (LVS) in de onderbouw van het vo verplicht te stellen en laat op dit moment een ontwerpstudie uitvoeren naar de benodigde kwaliteitseisen en gebruikscriteria van een dergelijk systeem. De VO-raad steunt een dergelijke ontwerpstudie maar vraagt zich af of het nodig is om een LVS wettelijk verplicht te stellen. Hierdoor ontstaat het risico dat de aanwezigheid van een LVS teveel een eigenstandig doel wordt in plaats van een middel om het onderwijs te versterken. Ook zonder wettelijke basis maken veel vo-scholen gebruik van een leerlingvolgsysteem.  

We maken ons ook zorgen over de toename van het aantal toetsen en het grote verschil in aard en opzet van toetsen in primair- en voortgezet onderwijs waardoor de uitkomsten niet altijd goed te vergelijken en te duiden zijn. We vinden het belangrijk dat de toetsing snel wordt aangepast aan het herziene curriculum en dat de inspectie het herziene curriculum als uitgangspunt hanteert voor het onderzoek naar de ontwikkeling van de basisvaardigheden.

De VO-raad is wel blij dat de minister voorlopig afziet van verplichte deelname van scholen aan nationale en internationale peilingsonderzoeken omdat dit onder andere de uitkomsten mogelijk teveel beïnvloedt. We blijven scholen oproepen om deel te nemen aan dergelijke onderzoeken omdat deze belangrijk zijn om een beeld te kunnen geven van de ontwikkelingen op stelselniveau.   

Actualisering van het curriculum   

De Kamerbrief gaat ook in op de actualisatie van het curriculum. Met de herziening van de kerndoelen en de examenprogramma’s wordt de opdracht aan het onderwijs verduidelijkt. De VO-raad is blij dat de nieuwe kerndoelen goed worden ontvangen en de minister de herziening voortvarend doorzet en dat dit ook als zodanig is opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord 2024.  

Met het oog op een eenduidige en heldere opdracht voor het onderwijs heeft de VO-raad steeds aangedrongen op een heroverweging van de inhoud en status van het Referentiekader taal en rekenen. Het eigenstandige referentiekader naast kerndoelen en examenprogramma’s heeft tot een diffuse opdracht voor vo-docenten geleid. Uit een eerdere evaluatie van het Referentiekader zijn bovendien veel inconsistenties aan het licht gekomen. De ambitie van de minister is om de referentiedoelen aan te laten sluiten bij de andere wettelijke curriculumeisen in po, vo en mbo. De VO-raad wil dat daarbij een stap verder gaan en dringt aan om te komen tot een eenduidige opdracht.  

Terugdringen van overladenheid

Eén van de ontwerpeisen voor de curriculumactualisatie is het terugdringen van overladenheid. Het risico op overladenheid is door steeds aanvullende politieke eisen of maatschappelijke thema’s een reële en permanente zorg. Ook ‘rijke’ methodes en eigen keuzes van scholen en docenten spelen een rol bij het gevoel van overladenheid van het curriculum.  

De minister gaat in haar brief uitgebreid in op het voorkomen van overladenheid van het curriculum.  Ze sprak onlangs met docenten over het kader voor ontwerpruimte voor zowel de kerndoelen als voor de examenprogramma’s dat recentelijk voor onrust zorgde in het onderwijsveld.  De doorwerking van de gemaakte keuzes rondom de ontwerpruimte roept terecht vragen op en vraagt nadere duiding en toelichting. De ontwerpruimte is een maat voor het ontwerpen van een niet-overladen curriculum. Al eerder is de totale omvang van de ontwerpruimte voor havo en vwo teruggebracht. De gerichte focus op basisvaardigheden en de toevoeging van burgerschap en digitale geletterdheid als nieuwe leergebieden, heeft nu ook gevolgen voor de ontwerpruimte voor andere leergebieden. Zo hebben enkele profiel(keuze)vakken als natuurkunde, biologie, economie en geschiedenis een wat kleinere ruimte gekregen. De minister motiveert in de brief haar keus om het kader ontwerpruimte aan te houden als uitgangspunt voor de curriculumbijstelling en relatief meer ontwerpruimte te bieden voor vakken in de gemeenschappelijke kern.  

De VO-raad steunt de keus van de minister om nu de koers vast te houden voor de curriculumactualisatie. We roepen de minister tegelijkertijd op het gesprek aan te gaan met het onderwijsveld en SLO  over de meer fundamentele stelselkeuzes die een antwoord kunnen bieden op het tegengaan of voorkomen van overladenheid in de toekomst. Ook zal de VO-raad scherp zijn op de omvang die methodes- en leermiddelen hierbij spelen.  

De Tweede Kamer debatteert 26 juni over basisvaardigheden en de actualisering van het curriculum.