Verkenning Onderwijsinspectie: onaangekondigd inspectiebezoek leidt niet tot versterking toezicht

06 januari 2025

Onaangekondigde inspectiebezoeken leiden niet tot andere scores op de onderzochte standaarden en andere eindoordelen dan aangekondigde bezoeken. Dat concludeert de Onderwijsinspectie in het eindrapport van haar verkenning ‘Onaangekondigd toezicht’, die in 2023 en 2024 is uitgevoerd. De verkenning was ingegeven door politieke druk, met name door een motie van Van Meenen uit 2019. De aanname daarbij was dat onaangekondigde bezoeken een vollediger en reëler beeld geven van de kwaliteit van een school.

De verkenning is meegestuurd met de Kamerbrief ‘Voortgang versterking toezicht funderend onderwijs 2024’ die staatssecretaris Paul vlak voor de kerst naar de Tweede Kamer heeft verzonden.

Voordelen wegen niet op tegen de nadelen

De inspectie heeft in de verkenning de voor- en nadelen van onaangekondigde bezoeken in beeld gebracht. Geconcludeerd wordt dat het voor het eindoordeel niet uitmaakt of de school aangekondigd of onaangekondigd wordt bezocht. Het volledig onaangekondigd uitvoeren van kwaliteitsonderzoeken leidt wel tot extra toezichtlast, maar draagt niet bij aan de versterking van dit toezicht. Het uitvoeren van kwalitatief sterke, volledige kwaliteitsonderzoeken vergt een zorgvuldige voorbereiding van zowel de kant van de inspectie als van de scholen, waarvoor een vooraankondiging nodig is, zo wordt hierbij aangegeven.

Een onaangekondigd bezoek kan daarentegen wel effectief zijn als er ernstige risico’s zijn voor de kwaliteit of de veiligheid of als er sprake is van relatief snel te controleren normen. Ook kan het van toegevoegde waarde zijn in het kader van een (kort) stimulerend werkbezoek, zonder oordeelsvorming. Uit de Kamerbrief blijkt dat de staatssecretaris start met een pilot voor deze situaties in het primair onderwijs.

De VO-raad is blij met de heldere uitkomsten van de verkenning.  De raad heeft zich altijd kritisch uitgelaten over onaangekondigde inspectiebezoeken. Deze ‘overvaltactiek’ zorgt voor veel onrust onder leerlingen en onderwijspersoneel in de school, schaadt het vertrouwen in inspecteurs en doet onvoldoende recht aan de complexiteit en context van de sector. 

Onderzoekskader 2027

In de Kamerbrief gaat de staatssecretaris daarnaast in op de bijstelling van het onderzoekskader van de inspectie, die is voorzien voor 2027. De ambitie is te komen tot compacte, duidelijke en duurzame onderzoekskaders met een heldere positie voor inzichten uit de wetenschap en de onderwijspraktijk. De VO-raad deelt deze ambitie. De afgelopen jaren zijn er jaarlijks veel tussentijdse wijzigingen geweest en is de inspectie vanwege de focus op schoolbezoeken helaas gaandeweg afgestapt van de vierjaarlijkse bestuursonderzoeken. Bestuurders zijn eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en zouden in die rol een belangrijke gesprekspartner van de inspectie moeten zijn.

De VO-raad wil ook aandacht vragen voor de plannen om de standaard Basisvaardigheden (OP0) per 1 augustus 2025 mee te wegen in het eindoordeel. Naast de bestaande inhoudelijke bezwaren over deze aparte standaard, ligt als gevolg van de politieke keuze tot uitstel van de curriculumactualisatie invoering van de standaard op deze datum niet voor de hand. De VO-raad is van mening dat een dergelijk ingrijpende wijziging meegenomen moet worden bij de herziening van het onderzoekskader 2027. 

Wel blijven we de inspectie aanmoedigen om tot een spoedige herziening van het onderwijsresultatenmodel te komen. Zowel vanuit het onderwijsveld zelf als vanuit de politiek is er een luide roep om de inhoud en positie van dit model te herzien.

Nieuwsuur

De staatssecretaris gaat in de Kamerbrief tenslotte kort in op het onderzoek van Nieuwsuur, waaruit blijkt dat de inspectie in de periode 2014-2019 minder schoolbezoeken heeft afgelegd dan aan de Tweede Kamer is beloofd. Zij heeft de Auditdienst Rijk opdracht gegeven voor een onafhankelijk extern onderzoek. De resultaten worden dit najaar verwacht.   

Op 16 januari is er een hoorzitting in de Tweede Kamer met de Inspecteur-Generaal van het Onderwijs waarin dit onderwerp centraal staat.