Wetsvoorstel voor verbetering kansengelijkheid bij toelating numerus fixus-opleidingen
16 maart 2021
Uit onderzoek naar decentrale selectie blijkt dat eerste-generatie studenten (vaak eerste studenten in de familie), studenten met een beperking en studenten uit kansarmere gezinnen minder kans hebben om door de selectie te komen omdat zij vaak minder ondersteuning (kunnen) krijgen. Ook zijn zij minder geneigd zich aan te melden voor een studie met selectie (“dat kan ik toch niet/is niet voor mij”) of kennen zij de weg onvoldoende.
Opvallend is dat de Raad van State zich als reactie op het wetsvoorstel afvraagt of gewogen loten daadwerkelijk bijdraagt aan kansengelijkheid. Ondanks de forse kritiek van de Raad van State zijn gelijke kansen voor de demissionaire minister toch de kern van de zaak, blijkt uit de toelichting bij haar wetsvoorstel. “Opleidingen krijgen met loting een nieuw instrument om de kansengelijkheid bij fixusopleidingen te vergroten”, legt ze uit.
Wetenschappelijk onderzoek selectiemethodes
Parallel aan dit wetsvoorstel wordt door de “Expertgroep Toegankelijkheid Hoger Onderwijs” vanaf januari 2021 onderzoek gedaan naar wetenschappelijk best bewezen selectiemethodes. Deze groep is onder leiding van het NRO opgestart naar aanleiding van een motie van van Meenen en focust zich op Instroom, Doorstroom en Uitstroom in het HO/WO door o.a. te kijken naar matching en (zelf)selectie, met een focus op kansengelijkheid.
Selectiemethodes leggen extra druk op leerlingen
De VO-raad is zeer geïnteresseerd in de uitkomsten van dit onderzoek. Niet alleen zien onze leden de noodzaak van onderzoek naar kansengelijkheid voor hun leerlingen. Zij zien ook dat de tot nu toe gebruikte methodes van selectie extra druk leggen op hun leerlingen. Dit geldt zowel in het voorexamenjaar, als de cijferlijst mee gaat spelen, als in het examenjaar, wanneer zij hun motivatie moeten geven of toetsen moeten maken.
Sinds 2013 moeten numerus fixus-opleidingen decentrale selectie toepassen bij de toelating van studenten. Bij de decentrale selectie selecteren de verschillende opleidingen hun nieuwe studenten op ten minste twee criteria. Meestal gebruiken zij cijferlijsten uit het voor-examenjaar (4 havo en 5 vwo) én motivatie. Elke instelling mag hierin zijn eigen keuzes maken.
Het idee van deze vorm van selectie was dat zo de beste en meest gemotiveerde leerling op de juiste plek zou belanden. De afgelopen jaren kwamen er steeds meer vragen over de verschillende vormen van decentrale selectie. Deze vragen spelen rond de gevraagde inspanning van de leerlingen in het voortgezet onderwijs en de arbeidsintensieve manier van selecteren bij de opleidingen, maar spitst zich vooral toe op het thema van kansengelijkheid.