WNRA: Gevolgen voor tijdelijke contracten in het openbaar onderwijs

19 november 2019

Op 1 januari 2020 treedt de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) in werking, die belangrijke gevolgen heeft voor het openbaar onderwijs. Vanaf dat moment wordt de (eenzijdige) aanstelling van werknemers in het openbaar onderwijs van rechtswege omgezet in een (tweezijdige) arbeidsovereenkomst. Tegelijkertijd treedt ook een andere wet in werking, de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB). Dit brengt onder andere met zich mee dat de regels over tijdelijke contracten wijzigen.

Nieuwe regels inzake de ketenregeling (WAB)

De wettelijke ketenregeling in het private arbeidsrecht is vastgelegd in artikel 7:668a BW. Hierin is opgenomen dat tijdelijke arbeidsovereenkomsten zijn toegestaan als er niet meer dan drie contracten in 24 maanden worden overeengekomen. Wordt het aantal contracten (drie) of de duur (24 maanden) overschreden, dan ontstaat een contract voor onbepaalde tijd. Als tussen twee tijdelijke contracten een periode van meer dan zes maanden zit, dan ontstaat een zogenaamde ‘nieuwe keten’.

Een van de belangrijkste maatregelen uit de WAB is dat de opeenvolging van tijdelijke contracten (de ketenbepaling) wordt verruimd. Waar het nu wettelijk mogelijk is om aansluitend drie contracten in twee jaar te aan te gaan, wordt het vanaf 2020 mogelijk om drie contracten in drie jaar te sluiten. Dit betekent echter niet dat de verruimde ketenregeling direct toepasbaar is. In de CAO VO staan namelijk ook regels over het aantal tijdelijke contracten dat mag worden aangegaan.

Ketenregeling in de CAO VO

  • Bijzonder onderwijs
    De wettelijke ketenregeling wordt voor het bijzonder onderwijs nader uitgewerkt in hoofdstuk 9.a van de CAO VO. Hierin is opgenomen dat een contract in beginsel voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, maar dat in bepaalde gevallen een tijdelijk contract gegeven kan worden. In artikel 9.a.2 lid 5 CAO VO is opgenomen dat er maximaal drie tijdelijke contracten aangeboden kunnen worden in een periode van 24 maanden. De VO-raad wil graag dat de cao wordt aangepast aan de nieuwe wetgeving, maar hierover moeten sociale partners dan wel eerst afspraken maken en vervolgens vastleggen in de CAO VO.

    Als er voor de inwerkingtreding van de WAB geen nieuwe CAO VO is, blijven na 1 januari 2020 de regels uit de huidige CAO VO van toepassing. Daarmee blijft de afspraak gelden dat het mogelijk is om maximaal drie tijdelijke contracten aan te bieden in een periode van 24 maanden.
     
  • Openbaar onderwijs
    Voor het openbaar onderwijs is de situatie anders. In artikel 9.b.2 lid 6 CAO VO is momenteel vastgelegd dat het mogelijk is om een onbeperkt aantal contracten in drie jaar tijd aan te gaan. Door de inwerkingtreding van de WNRA wordt per 1 januari 2020 het Burgerlijk Wetboek, inclusief de wijzigingen van de WAB, van toepassing op de arbeidsverhouding tussen werkgevers en werknemers in het openbaar onderwijs. Hierin staat (vanaf 1 januari 2020) dat het mogelijk is om maximaal drie tijdelijke contracten af te sluiten in een periode van drie jaar.

    De ketenregeling uit de WAB gaat in dit geval voor op de ketenregeling uit de cao. Dit betekent dat het in het openbaar onderwijs vanaf 1 januari 2020 mogelijk is om drie tijdelijke contracten aan te bieden in een periode van drie jaar.
     

Geen overgangsrecht

De WNRA bevat geen overgangsrecht ten aanzien van de ketenregeling. Dat betekent dat op 1 januari 2020 direct de privaatrechtelijke regels (die nu dus al gelden voor het bijzonder onderwijs) over tijdelijke contracten van toepassing zijn.

Wijziging van de (aanpassingswet) WNRA

Tot enige tijd geleden was op bepaalde punten nog onzeker wat de precieze gevolgen waren van de automatische omzetting van de aanstelling naar een arbeidsovereenkomst. Zo was er bijvoorbeeld discussie over of de aanstellingen in de periode vóór 1 januari 2020 dienden mee te tellen bij de berekening van de transitievergoeding. Een recente nota van wijziging heeft hierin meer duidelijkheid verschaft. In de wet wordt het volgende opgenomen:

Met ingang van het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel I van de Wet normalisering ambtenaren worden aanstellingen verleend voorafgaand aan de aanstelling, bedoeld in het eerste lid (= de aanstelling die van rechtswege wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst), als arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht beschouwd.

Eerdere aanstellingen worden daarmee als arbeidsovereenkomst beschouwd. Deze nadere duiding is van belang voor de vaststelling van het recht op transitievergoeding, de toepassing van de ketenregeling en de berekening van de opzegtermijn.

Let op: Door de nota van wijzigingen wordt dus – als er sprake is van een omzetting van de aanstelling naar een arbeidsovereenkomst op 1 januari 2020 - ook de ketenbepaling van toepassing op de periode daarvoor. Dat brengt met zich mee dat ook de privaatrechtelijke regel dat de keten van tijdelijke arbeidsovereenkomsten pas wordt doorbroken door een tussenperiode van zes maanden, ook van toepassing is op de periode voor 1 januari 2020 (en dus niet drie maanden, zoals voorheen het geval was). Als er dus bijvoorbeeld in 2019 tussen twee tijdelijke arbeidsovereenkomsten door een periode van drie of vier maanden zit, dan is de keten niet doorbroken.