Blog Henk Hagoort: op de schop

25 september 2024

Deze week zijn de cao-onderhandelingen met de bonden geklapt. Dat is jammer. Het ging niet mis op loon, maar op het thema werkdruk. We zijn het niet oneens over het probleem van werkdruk, maar wel over de aanpak ervan. Wat is er aan de hand?

De vakbonden maken zich terecht zorgen over de hoge werkdruk onder veel leraren. Zij stellen voor om daarom in de cao bindend vast te leggen dat leraren minder lesgeven, meer voorbereidingstijd krijgen en de klassen kleiner worden. De bonden hebben dat vertaald in concrete eisen over het maximaal aantal lessen, de opslagfactor en de klassengrootte per schoolsoort. Wij vinden dat dit niks gaat oplossen. Sterker nog: het maakt de problemen waar we in het onderwijs mee worstelen alleen maar groter: het grote lerarentekort wordt nog veel groter, er wordt (nog) minder lesgegeven en het lost het echte probleem van de werkdruk van leraren niet op. Ik zal het toelichten.

Wie de klassen kleiner maakt, zorgt ervoor dat er per direct meer bevoegde leraren nodig zijn. Dat kunnen we ons op dit moment simpelweg niet permitteren. Die leraren zijn er namelijk niet. Dan krijg je weliswaar kleinere klassen maar dan nog vaker dan nu zonder bevoegde leraar in het lokaal. Dat is niet goed voor het leren van leerlingen.

De eis om minder les te geven (met een vaste opslagfactor) ontkent de feitelijke situatie. Er wordt door de vele extra taken al minder lesgegeven dan dat we met elkaar hebben afgesproken. In de huidige cao staat dat de lestaak van een voltijds leraar 750 klokuren is. Voor de rekenaars onder ons: dat zijn 25 lessen van 50 minuten gedurende 36 lesweken. Wie bij DUO het aantal daadwerkelijk gegeven lesuren opvraagt, komt echter uit op gemiddeld 17,3 lesuren van 50 minuten per lesweek (cijfers 2022). De discussie zou daarom niet moeten zijn hoe we het aantal lessen verminderen, maar hoe we ervoor zorgen dat leraren tijd krijgen om meer lessen te kunnen gaan geven, en wel door te snijden in het aantal overige taken. Daar zitten zinvolle taken tussen, maar te vaak ook taken die in het licht van de dalende onderwijskwaliteit en het lerarentekort zouden kunnen of moeten vervallen.

Recent wezen ook een tweetal docenten in de Volkskrant (3 sept 2024) erop dat er steeds minder lesgegeven wordt. Ze schrijven: “sinds zo'n vijftien jaar zijn er, naast een schoolleiding, bataljons aan leerjaarcoördinatoren, zorgcoördinatoren, dyslexiecoördinatoren, cultuurcoördinatoren, reiscoördinatoren, faalangstcoördinatoren, et cetera. Er wordt wat afgecoördineerd op een gemiddelde school”. Ook zij pleiten ervoor het huidige taakbeleid kritisch tegen het licht te houden. En in het vorige week verschenen manifest van het RED-Team met de titel 'Red het onderwijs' lezen we dat scholen het in de loop der jaren steeds drukker hebben gekregen met andere zaken dan lesgeven. Ook zij stellen voor het aantal niet-lesgevende taken drastisch te beperken.

Voor deze toename van taken ten koste van het lesgeven zijn we allemaal verantwoordelijk. Bestuurders die te veel beleid maken, de overheid die allerlei subsidies geeft met bijbehorende verantwoording, ouders en een samenleving die te veel van school verwachten, en leraren zelf.

Wat dus allereerst op de schop moet is het huidige taakbeleid zoals dat in veel scholen geldt. We zouden moeten afspreken dat elke school in de komende 2 of 3 jaar het taakbeleid in een goede professionele dialoog met leraren opnieuw tegen het licht houdt. Er kan dan integraal gekeken worden naar overbodige en noodzakelijke taken, naar de minimale én maximale lestaak, naar onderwijstijd en lessentabel, en ook naar de opslagfactor en de klassengrootte. Iedere school kan dan in goed overleg en met de benodigde instemming van docenten tot een integrale en optimale oplossing komen. Een oplossing die past bij de eigen school en die de werkdruk van leraren vermindert. Laat dat nu precies zijn wat we aan de bonden hebben voorgesteld, en wat ze helaas hebben afgewezen.