Onderzoek op Spinoza Lyceum: zo zijn de daltonuren wél effectief
03 maart 2020
Goede vragenlijst
Startpunt voor het onderzoek was de vraag of leraren en leerlingen wel hetzelfde beeld van een daltonuur hebben. Jate en Nellie hebben als vooronderzoek in een enquête alle leraren en leerlingen vijf vragen gesteld:
- Wanneer ben je tevreden over de invulling van jouw daltonuur?
- Hoe vaak ben je tevreden over jouw daltonuur?
- Is het daltonuur zoals het nu georganiseerd wordt geschikt om zelfstandig te werken?
- Wat zou er nog beter kunnen aan het daltonuur?
- Hoe ziet jouw ideale daltonuur eruit (bijvoorbeeld met betrekking tot duur, frequentie, inhoud, plaats, begeleiding, mate van vrijheid)?”
Ze brachten eveneens in kaart hoe ze de doelgroepen het best konden benaderen. Jate: “Als je bijvoorbeeld het woord ‘effectief’ gebruikt, kun je je afvragen of brugklasleerlingen dat begrijpen. Daarom hanteerden we in de vragenlijst ‘tevreden’, dus ook voor de lerarenvragenlijst.”
Flowchart
Jate en Nelly wachtte vervolgens de pittige klus om de antwoorden op de vijf vragen te analyseren. “We besloten ze te categoriseren naar de factoren die van invloed zijn op de invulling van de daltonuren: werkklimaat, daltonvaardigheden, gelabelde uren, vrijheid, groepssamenstelling, ict en frequentie. De analyse leidde tot vier verbeterpunten: verbeteren van het werkklimaat, versterken van de daltonvaardigheden van leerlingen, aanbieden van gelabelde daltonuren, en het geven van meer vrijheid aan leerlingen”, vertelt Jate. Daarna gingen de twee met het literatuuronderzoek aan de slag. Jate en Nellie verdiepten zich in literatuur over zelfstandig werken in het (dalton)onderwijs, zoals de Zelfdeterminatietheorie van Edward L. Deci en Richard Ryan, om een theoretisch kader op te stellen. Op basis daarvan wordt een flowchart ontwikkeld die de leerlingen straks voor de invulling van een daltonuur kunnen gebruiken. Jate: “Maar eerst gaan we hem nog onder leerlingen en leraren testen.”
> Steun van de schoolleiding is essentieel. Zorg dat je voldoende tijd, begeleiding en middelen krijgt.
> Laat je collega’s duidelijk zien waarmee je bezig bent, bijvoorbeeld in de vorm van een handout.
> Laat ook zien waarom het onderzoek interessant is voor de school. Communiceer actief over je voortgang, bijvoorbeeld in weekberichten en op studiedagen.
> Zet je focusinterviews in bij je onderzoek, maak dan gebruik van dit stappenplan.
Praktijkonderzoek
Om kennis op te doen over de manier waarop andere scholen hun daltonuren invullen, bezochten Jate en Nellie de daltonlyceums in Hoofddorp en in Almere. “Door de manier waarop die scholen hun daltonuren labelen is de invulling ervan voor leerlingen én leraren helder.” Jate legt uit wat het verschil is met de manier waarop het Spinoza Lyceum de uren tot nu toe invulde. “Bij ons zijn alle daltonuren exact hetzelfde: de leerling loopt een lokaal binnen, gaat zitten en werken. In Hoofddorp en Almere hebben de uren de labels stilte-uur, bijschaaf-uur, gewoon daltonuur en expert-uur. Dat is veel duidelijker.”
Daltonuren labelen
Mede ingegeven door de enquête waaruit bleek dat de leerlingen meer behoefte hebben aan rust en stilte, is besloten om vanaf komend schooljaar de daltonuren op het Spinoza Lyceum eveneens te labelen. Op welke manier dit precies gebeurt, wordt nog bekeken. Jate: “Daarmee maken we meer maatwerk mogelijk voor leerlingen die extra hulp nodig hebben of lessen juist versneld willen volgen.” Rector Jan Paul Beekman: “Om de leerlingen meer keuzevrijheid te bieden, gaan we van vijf naar acht daltonuren. Dit sluit bovendien prachtig aan bij ons streven meer flexibiliteit in het rooster in te bouwen. Dit doen we onder meer door de lessen met tien minuten te verkorten.”
We gaan van vijf naar acht daltonuren, waarbij we de leerlingen veel structuur bieden
Structuur bieden
Om de daltonvaardigheden van de leerlingen te verbeteren, leren ze hoe ze tijdens een daltonuur gestructureerd kunnen werken. “Er komt meer aandacht voor de inrichting van de uren: in het eerste daltonuur van de week formuleren ze voortaan hun planning en doel”, vertelt Jate. “Aan het eind van de week bekijken we of ze hun doel hebben gehaald en waarom dat wel of niet is gelukt.” Jan Paul knikt. “Dankzij dit onderzoek weten we straks hoe we de daltonuren zo goed mogelijk kunnen invullen.” Ook belangrijk, vindt Jan Paul, is dat keuzes worden gemaakt op basis van onderzoek in plaats van onderbuikgevoel. “Nu empirisch is gebleken dat dit de beste aanpak is, kunnen mensen die het ‘eigenlijk anders zouden doen’ daar niets meer tegenin brengen. Het onderzoek levert ons zo heel veel op in kwaliteit en snelheid van onze aanpak.”
De Academische Opleidingsschool Amsterdam, een initiatief waarbij het Spinoza Lyceum al langer is aangesloten, ondersteunt Jate en Nellie bij dit onderzoek. “Elke maand hebben we contact met een UvA-docent, die ons begeleidt bij ons onderzoek en het opstellen van het onderzoeksplan. Daarnaast er is elke twee maanden een bijeenkomst met de andere aangesloten scholen en de HvA, waarbij we feedback geven op elkaars onderzoeken.” Jan Paul Beekman is groot voorstander van dergelijk kennisgedreven onderzoek, zeker omdat het zo toepasbaar is. “Door dit onderzoek weten we onderbouwd wat werkt en wat niet werkt. We geven Jate en Nellie dan ook de ruimte en middelen om het onderzoek in te passen in hun dagelijkse werkzaamheden, het lesgeven. Bijvoorbeeld door ze een dag per week lesvrij te roosteren.”