Terugblik op overgang po-vo in coronajaar: ‘Het is alsof ik hier al jaren rondloop’
11 juli 2022
Naast het Goese Lyceum sprak de VO-raad dit jaar ook met het Farel College in Amersfoort en Curio steenspil in Halsteren over hun overgangsbeleid po-vo in coronatijd. Hierbij is het nu tijd om terug te kijken: Hoe is het afgelopen (brug)jaar op de drie scholen verlopen? Heeft het beleid goed uitgepakt? En wat wil men behouden voor de toekomst?
Goed geland
Op alle drie de scholen werd het afgelopen schooljaar extra ingezet op een goede kennismaking met de leerlingen en hun ouders, die voor hun aanmelding de school niet of nauwelijks hadden kunnen bezoeken. Zo kon er snel een goed beeld worden gevormd van alle leerlingen en waar nodig snel hulp worden geboden, én konden leerlingen goed wennen aan de school, hun klas en de leraren. Dit beleid werd in de rest van het jaar ook voortgezet, vertellen de scholen. Het Goese Lyceum organiseerde bijvoorbeeld nog een high tea, sportdag, meerdere disco’s en een feestweek met activiteiten. “We blijven hier bewust in investeren”, aldus Lidka Marshall, afdelingsleider brugklas. “Soms was het erg druk voor collega’s en we moeten zeker verder nadenken over hoe we hier de juiste balans in vinden, maar we merken dat leerlingen hierdoor echt zijn geland op school, zich welkom en gezien voelen en aansluiting vinden, en dat is waar je het uiteindelijk allemaal voor doet.”
Antoinette de Bie, onderwijsmanager onderbouw op Curio steenspil, herkent dit. “De activiteiten hebben het groepsproces goed gedaan en leerlingen doen opbloeien. We zien dat het werkt. We willen dit dan ook blijven doen, en komend jaar bijvoorbeeld ook weer ouders uitnodigen voor gesprekken met de mentor. Je merkt dat je hierdoor het gehele jaar door kortere lijntjes met de ouders hebt ook.” Maar, onderstreept ook Antoinette: het blijft een aandachtpunt hoe we hier structureel voldoende tijd en geld voor vinden, ook als bijvoorbeeld de NPO-middelen verdwijnen.”
Ook Balout en Renske, beide brugklasser op het Goese Lyceum, zijn erg positief. Balout: “Ik vond het schoolkamp aan het begin van het jaar heel leuk, dit hielp echt met het maken van vrienden. En de andere activiteiten en de mentorlessen ook. Ook houden de docenten er rekening mee dat ik nog Nederlands aan het leren ben, je krijgt hier veel hulp en er is aandacht voor iedereen.” “Heel fijn om iedereen zo goed te leren kennen,” vult Renske aan, “en ook ik kreeg vanaf het begin hulp vanuit school, voor mijn dyslexie. Dit laat je echt goed het schooljaar instromen.” “Het is echt goed gegaan”, vindt ook Jasmijn, brugklasser op Curio steenspil. “Ik vond het mentoruur fijn ook, we deden spelletjes om elkaar te helpen vertrouwen, en de mentor gaf ook tips. Het allerleukste was het samenzijn met de klas en leuke dingen doen.”
Aandacht voor sociaal-emotionele ontwikkeling
De klassendynamiek bleef het hele jaar wel wat rommeliger dan andere jaren, vertelt Lidka. “Er zijn meer gedragsproblemen en brandjes, en we moeten meer echt op de regels zitten. In het begin van het jaar is dus veel geïnvesteerd in kennismaking en ook in schoolse vaardigheden, maar we kregen ook opnieuw te maken met een korte lockdown en lesuitval door veel besmettingen en quarantaines. Het welbevinden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen bleef daarmee een belangrijk aandachtspunt.
Op Curio steenspil en het Farel College is eenzelfde beeld te zien. “Het welbevinden is minder dan in de afgelopen jaren en ook sociaal-emotioneel gezien zagen we ander gedrag bij onze leerlingen, dat bleef naar voren komen”, aldus Lenny van der Schoot, afdelingsleider brugklas op het Farel College. “Omgaan met stress, angst en depressie bij leerlingen vraagt nog veel van ons, meer dan andere jaren”, geeft ook Antoinette aan. “Ik ben ook bang dat we nog wel even veel leerlingen met (forse) mentale problemen blijven zien, dat merk ik ook in de regio.”
Beide scholen zetten daarom in op jongerenwerk en meer (mentor)gesprekken met leerlingen en gaven meer aandacht aan activiteiten gericht op samenwerking en verminderen van spanningen in de klas. Antoinette: “In samenwerking met de gemeente en samenwerkingsverband Brabantse Wal is geregeld dat dit schooljaar iedere woensdag iemand vanuit de GGZ hier langskomt en ook een jeugdwerker aanwezig is. Zo kunnen we laagdrempelig op school hulp bieden. Dit werkt heel prettig. En ons ‘Cultuurloper’ project werkte goed om leerlingen te laten ontspannen en bewegen en om het groepsgevoel te versterken. Het vergde wel wat creativiteit en inspanning om dit te kunnen organiseren, want het is gewoon een extra kostenpost; zo hebben we bijvoorbeeld subsidies gezocht via de gemeente. Maar je krijgt er echt veel voor terug van de leerlingen.” Een beeld dat Eleoneore, brugklasser op Curio steenspil, bevestigt. “Ik vond het leuk op school dit jaar, het leukste was de eerste week en workshops van de Cultuurloper waarbij je beroepen moest raden.”
Doorstroom
Alle drie de scholen kregen dit jaar verder meer te maken met bijgestelde adviezen en de instroom van leerlingen bij wie het nog niet helemaal duidelijk was welke schoolsoort het beste past, waardoor het denken over doorstroom wel veranderde. “We stellen ons vaker de vraag: zit een kind nog op de juiste plek”, vertelt Antoinette. Bij Curio steenspil is er in de tweede klas een moment waarbij hier specifiek naar wordt gekeken. Op basis van rapportcijfers, citotoetsen en de input van docenten, wordt dan een advies gegeven. “Gaat een leerling bijvoorbeeld dan van kader naar gl, dan kan hij of zij aan het eind van de tweede klas al vakken op dat niveau krijgen. Dit helpt bij de voorbereiding op en het wennen aan een nieuwe klas en tegelijkertijd blijf je nog even in je vertrouwde omgeving. Van docenten vergt dit wel echt maatwerk, maar de ervaringen hiermee zijn dit jaar goed.”
Ook op het Farel College werd gericht(er) gekeken naar wat de juiste plek is voor een leerling, gedurende het hele brugjaar met aan het einde een evaluatiegesprek. Op deze school kregen de brugklassers in de eerste periode geen cijfers maar feedback, aan de hand waarvan twee portfoliogesprekken volgden over hoe het gaat en wat de leerlingen willen bereiken. “En op dit moment voeren we de eindgesprekken”, aldus docent en mentor Tim. “Leerlingen presenteren dan zelf een voorstel in welke schoolsoort ze zichzelf zien. Deze werkwijze bleek heel waardevol, leerlingen leren verantwoordelijkheid te nemen voor hun leerproces en doelen te stellen.” Menno, ook docent en mentor: “Het was wel wennen voor de leerlingen, ze moesten opeens allemaal nieuwe dingen doen, zoals doelen stellen. Maar je merkt dat ze dit steeds beter onder de knie kregen.” “En ze ervaren het aspect van niet meteen afgerekend worden op cijfers als prettig.” Bijkomend aspect is dat leerlingen zichzelf en hun sterke en minder sterke punten beter leren kennen, waardoor de prestatiedruk wat afneemt, vult Lenny aan.
Ook voor de collega’s bleek het prettig om ‘niet alleen met toetsen bezig te zijn.’ Menno: “de angst van sommige leraren dat ze geen goed beeld zouden krijgen van hoe leerlingen ervoor staan als er geen cijfers waren, bleek ongegrond.” De school wil volgend jaar dus zo blijven werken, vertelt Lenny. De school wil verder kijken naar brede brugklassen en hoe de potentie van alle leerlingen dan binnen deze klas eruit kan worden gehaald. En verder inzetten op regionale samenwerken via de ‘bruggenbouwers’, waarin collega’s po en vo uit Amersfoort samen kijken hoe de overstap kan worden verbeterd.
Op het Goese Lyceum kent men al brede brugklassen, en werd dit jaar met name extra werd ingezet op mogelijkheden om tussentijds in de brugklas op te stromen. “Dit is dit jaar ook een normale praktijk geworden”, aldus Lidka. “De ervaringen hiermee zijn goed. Bij sommige leerlingen is dit goed gegaan, andere hebben het geprobeerd en ervan geleerd dat het niet bij ze past.
Ook het Goese Lyceum wil daarnaast de regionale samenwerking versterken. “Deze is al heel sterk, geholpen door het feit dat we een kleine regio zijn. We willen nu verder bijvoorbeeld een terugkoppelmiddag met het po verplaatsen van november naar februari, zodat we meer informatie beschikbaar hebben over hoe een leerling het doet in het vo. Genoeg toekomstplannen dus over hoe we de overstap po-vo in de toekomst nog meer kunnen versterken!”