Kabinet neemt geen grote maatregelen gericht op later selecteren
28 oktober 2024
In haar Kamerbrief gaat Paul in op twee onderzoeken die samen met de brief naar de Kamer gestuurd zijn: een periodieke rapportage over het in de periode 2017-2023 gevoerde kansengelijkheidsbeleid en een nadere beschouwing door het Kohnstamm Instituut van het advies van de Onderwijsraad ‘Later selecteren, beter differentiëren’. In de eerste rapportage is vooral gekeken naar de doelmatigheid en effectiviteit van de genomen maatregelen om de kansengelijkheid te vergroten; geconcludeerd wordt dat in 2023 twee derde van het budget naar maatregelen ging die aannemelijk of in theorie doeltreffend zijn. Paul geeft hierbij aan meer aandacht te (willen) hebben voor onderzoek naar effectiviteit van onderwijsbeleid.
Meer ambitie nodig op vlak later selecteren
In het rapport van het Kohnstamm Instituut is het advies van de Onderwijsraad om het selectiemoment voor een bepaalde onderwijsrichting uit te stellen tot na de eerste drie leerjaren vo, opnieuw onder de loep genomen. De onderzoekers concluderen hierbij dat deze geadviseerde stelselwijziging grote consequenties heeft en de kennisbasis en randvoorwaarden op orde moeten zijn voordat dit mogelijk zou zijn. Zij bevelen aan om vooralsnog het huidige stelsel te behouden, verder te werken aan maatregelen om nadelige effecten van vroege selectie te ondervangen (verwezen wordt naar al genomen maatregelen zoals het stimuleren van brede brugklassen, het doorstroomrecht vanuit vmbo-t en havo en verplichte bijstelling bij een hoger toetsresultaat in groep 8), en intussen meer kennis op te bouwen over de overgang po/vo. Paul neemt deze aanbevelingen over.
Volgens de VO-raad is er meer ambitie nodig. Als het gaat om de ‘reparatiemogelijkheden’ waar de onderzoekers naar verwijzen, zien we dat een deel hiervan niet structureel gewaarborgd is. Zo is de subsidieregeling heterogene brugklassen door het huidige kabinet al weer afgeschaft en van de in principe verplichte bijstelling bij een hoger toetsresultaat op de doorstroomtoets is de verwachting dat dit in sommige gevallen de kansenongelijkheid juist doet toenemen.
En: om de kansengelijkheid echt te kunnen vergroten, is op termijn een stelselwijziging rond later selecteren onvermijdelijk. Individuele scholen kunnen hun maatschappelijke opdracht in deze niet waarmaken, zonder dat er sprake is van een structurele aanpak van de vroegselectie in ons stelsel. Een fundamentele aanpak voor het versterken van kansengelijkheid vereist een stappenplan vanuit de regering met een duidelijk perspectief gericht op de lange termijn, waarbij het aanpakken van de vroegselectie in het Nederlandse onderwijs een van de belangrijkste knoppen is om aan te draaien. Nationaal en internationaal onderzoek laat dat keer op keer zien.
Onderzoek naar brede scholengemeenschappen
Positief is de VO-raad over de door Paul aangekondigde leernetwerken waarin wetenschappers en het onderwijsveld samen opties gaan onderzoeken om de overgang van po naar vo te verbeteren. Ook geeft de staatssecretaris aan te inventariseren hoe de sectorwetten beter kunnen worden gestroomlijnd met het oog op samenwerking en een soepele overgang. Het ‘Experiment teambevoegdheid 10-14 onderwijs’ – dat in de zomer van 2024 zou stoppen – is mede in dit kader verlengd met vijf jaar.
Ook noemt Paul het belang van brede scholengemeenschappen. ‘Een brede scholengemeenschap met een divers aanbod aan onderwijsrichtingen onder één dak helpt leerlingen om in de onderbouw van het vo eenvoudig te kunnen wisselen van onderwijsrichting om daarmee op een passende plek onderwijs te volgen en faciliteert de randvoorwaarde voor ontmoeting tussen jongeren van verschillende onderwijsrichtingen’, zo schrijft zij in haar brief. OCW en de VO-raad hebben een onderzoek uitgezet waarin bekeken wordt wat de aantrekkelijkheid van brede scholengemeenschappen is en op welke manier deze kan worden vergroot. Recent heeft de VO-raad ook een themarapportage over brede scholengemeenschappen gepubliceerd.