Kamer wil mogelijk landelijke norm voor basisondersteuning
04 juli 2019
Kamerleden negeren hiermee de uitkomsten van het NRO-onderzoek dat in 2018 concludeerde dat een landelijke norm voor basisondersteuning passend onderwijs geen oplossing is voor de onduidelijkheid die veel ouders ervaren. 'Ouders willen vooral weten wat voor hun kind op die school, in die klas, met die leraar mogelijk is. Dat de ondersteuningsplannen veel variatie in vorm, omvang en concreetheid vertonen, is geen probleem als de kinderen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben, en scholen en samenwerkingsverbanden goed communiceren met de ouders.'
Wensenlijst voor evaluatie passend onderwijs
De Tweede Kamer heeft de minister een wensenlijstje meegegeven voor de evaluatie van passend onderwijs dat in de eerste helft van 2020 verschijnt. Logischerwijs is het functioneren van de samenwerkingsverbanden onderdeel van de evaluatie passend onderwijs.
- De Tweede Kamer vraagt de minister om te letten op de effectiviteit van het functioneren van de samenwerkingsverbanden, de kosten hiervan, de onderlinge verschillen wat betreft aanbod en organisatievorm, en de vereveningspositie ten opzichte van de reservepositie. Op basis van de onderzoeken en ervaringen moet ook onderzocht worden welke verschillende organisatievormen er zijn om passend onderwijs zo goed mogelijk vorm te geven.
- De Kamerleden vragen – in het kader van de kwalificatieplicht - aandacht voor leerlingen ouder dan 21 jaar die nog niet zijn uitgeleerd. Ook de moties over thuisnabij onderwijs voor leerlingen met een speciale zorgbehoefte, een coalitie voor onderwijs en zorg om tot inclusief en goed onderwijs voor ieder kind te komen en meer aandacht voor passend onderwijs in het curriculum van de lerarenopleidingen, zijn aspecten die meegenomen moeten worden in de evaluatie.
In het traject dat de VO-raad met de PO-Raad heeft uitgezet om in 2019 te komen tot standpuntbepaling zullen deze aspecten ook meegenomen worden. De vraag of passend onderwijs gelijkgesteld kan worden met inclusief onderwijs maakt onderdeel uit van dit debat.
- De samenwerkingsverbanden krijgen nadrukkelijk de opdracht om – net als onderwijs aan andere leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte - ook onderwijs aan hoogbegaafde kinderen te bekostigen zonder dat daarvoor een extra bijdrage van ouders gevraagd wordt. De VO-raad gaat er daarbij van uit, dat niet elke hoogbegaafde leerling een extra ondersteuningsbehoefte heeft én dat het gaat om onderwijsactiviteiten tijdens schooltijd. Als er buiten schooltijd extra activiteiten worden georganiseerd voor hoogbegaafde leerlingen, is het logisch dat hiervoor een bijdrage wordt gevraagd.
- Nog dit jaar moet de minister afspraken maken met de samenwerkingsverbanden over het zo snel mogelijk inzetten van hun reserves. In juni stuurden minister Slob en Van Engelshoven al een brief aan de Tweede Kamer over signaleringswaarden voor de reserves. Voor de samenwerkingsverbanden zal de inspectie een signaleringswaarde hanteren die inhoudt dat het eigen vermogen min het privaat vermogen kleiner moet zijn dan 5% van de totale netto baten. Deze waarde gaat gelden voor de alle samenwerkingsverbanden en wordt gebruikt voor de evaluatie van passend onderwijs in het voorjaar van 2020. Samenwerkingsverbanden die de signaleringswaarde overschrijden, moeten daar goede redenen voor hebben of een plan om de reserves aan te wenden.
De PO-Raad en VO-raad zijn ook in gesprek met die samenwerkingsverbanden en spreken hen aan op hoge, niet verantwoorde, reserves. De raden ontwikkelen daarnaast een dashboard voor de samenwerkingsverbanden. Met het dashboard bieden ze openheid over hun financiële situatie aan leerlingen, ouders, de medezeggenschap, scholen, besturen en raden van toezicht.