Ook Eerste Kamer stemt in: Minder onderwijstijd voor nieuwkomersleerlingen en overlegplicht
03 oktober 2023
Hoge instroom
De afgelopen anderhalf jaar is door de toestroom van nieuwkomers het onderwijs voor grote uitdagingen komen te staan. Op veel ISK's geldt een wachtlijst en op sommige ISK's is zelfs een leerlingenstop. Hierdoor zaten voor de zomer naar schatting meer dan 3000 jongeren tussen de 12 en 18 jaar thuis omdat ze geen onderwijs konden volgen. De VO-raad heeft hier grote zorgen over. Dit was ook aanleiding voor OCW om te werken aan de wet: welke (verre van ideale) oplossingen zijn er om schoolbesturen meer ruimte te geven om toch zo veel mogelijk plekken te creëren voor deze leerlingen.
Tijdelijke onderwijsvoorzieningen
Gemeentebesturen kunnen per begin oktober een verzoek bij de minister indienen om een tijdelijke onderwijsvoorziening te laten starten door een schoolbestuur in de gemeente. Dat mag alleen als door het ministerie geconstateerd wordt dat dit in de betreffende gemeente ook echt nodig is. Er mogen dan namelijk vergaande stappen genomen worden op met name het vlak van de geboden onderwijstijd en ook het onderwijspersoneel en de onderwijsinhoud.
Minder onderwijs
Oud-minister Wiersma schetste voor de zomer in een Kamerbrief een samenvatting van deze stappen. Uit de Kamerbrief blijkt onder meer dat wordt toegestaan om in een tijdelijke onderwijsvoorziening minder onderwijstijd te bieden, tot wel de helft (minimaal 12,5 uur verspreid over drie of meer onderwijsdagen) van het reguliere programma. De voorzieningen voor nieuwkomers krijgen op basis van de wet de mogelijkheid om het onderwijsprogramma aan te passen als ze de bezetting niet rond krijgen. Leerlingen leren tenminste tien uur per week de Nederlandse taal, waarbij het mogelijk is om ook in andere (kern)vakken aandacht te besteden aan Nederlands, bijvoorbeeld tijdens rekenlessen.
Het is expliciet de bedoeling om zo veel mogelijk onderwijstijd te bieden, omdat deze specifieke groep jongeren immers ook recht heeft op een volwaardig programma. Dit is nu lang niet altijd mogelijk. Het alternatief is echter dat veel jongeren überhaupt niet naar school kunnen. De VO-raad staat achter deze beslissing omdat dit nodig is, maar maakt zich tegelijkertijd zorgen om de ontwikkeling van deze leerlingen. Ook is het zeer aannemelijk dat deze jongeren langer nieuwkomersonderwijs nodig hebben. De bekostiging wordt hier echter niet op aangepast, wat een kwalijke zaak is.
Jaarlijkse overlegplicht en ‘doorzettingsmacht’
Een ander onderdeel van de wet is een verplichting voor schoolbesturen en gemeentebesturen om jaarlijks afspraken te maken over een dekkend onderwijsaanbod in de regio. Hoe gemeenten en besturen dit vormgeven, is aan hen.
Ook krijgt de minister de mogelijkheid om – indien er signalen komen dat het niet goed gaat wat betreft het creëren van onderwijsplekken – de gemeente de plicht te geven om een schoolbestuur aan te wijzen dat die plekken moet creëren, de zogenoemde ‘doorzettingsmacht’. Dit is de VO-raad tegen het zere been. Er is in een dergelijke situatie geen sprake van onwil, maar van onmacht: men heeft de ruimte en of het personeel niet. Dit hebben we vaak in het proces aangegeven, besproken met OCW en in de memorie van toelichting laten opnemen. De minister geeft aan dat het onwaarschijnlijk is dat deze stap ook daadwerkelijk benut gaat worden. Ook de Raad van State was kritisch op dit onderdeel van het wetsvoorstel. Toch is dit onderdeel gebleven.
Samen met de PO-Raad en LOWAN stuurde de VO-raad op 9 juni een brief aan de Kamercommissie van OCW om onze bezwaren met betrekking tot de doorzettingsmacht en onze zorgen over de bekostiging onder de aandacht te brengen.