Minister in notadebat: verkenning naar 5-jaar vmbo

24 mei 2023

Minister Wiersma gaat het verlengen van het vmbo tot vijf jaar verkennen. In de visiebrief over funderend beroepsonderwijs komt hij nog deze zomer met een eerste beeld en in het najaar met een beleidsreactie op de toekomstverkenning mbo en hoger onderwijs. Dat zegde de minister – op aangeven van de SP – toe tijdens het notaoverleg in de Tweede Kamer. In dat overleg werd gedebatteerd over de curriculumherziening en het masterplan basisvaardigheden van de minister.

De VO-raad pleitte in een brief aan de Vaste Kamercommissie Onderwijs om vmbo-leerlingen meer tijd te geven om zodoende alle leerlingen in het voortgezet onderwijs een faire kans te geven om zich de basisvaardigheden eigen te maken en een brede basis te leggen voor hun toekomst.

Steun voor aanpak en koers minister basisvaardigheden

Uit het debat bleek dat de zorgen rondom de beheersing van de basisvaardigheden taal en rekenen ook in de politiek groot zijn en dat er veel politieke steun is voor het Masterplan basisvaardigheden van de minister. Wel vielen er enkele kritische noten te bespeuren over het realiteitsgehalte van zijn ambities (GL, SP) of het hoge tempo (CDA, CU). De minister gaf aan zich ‘geen ander ambitieniveau te kunnen veroorloven’ maar ook dat er kritisch gekeken moet worden of doelen haalbaar zijn. Mocht na drie jaar blijken dat het hoge ambitieniveau niet haalbaar is, dan worden de doelen bijgesteld naar een niveau dat wel haalbaar is.

De VO-raad onderschrijft het hoge ambitieniveau maar betwijfelt ook de verbeteringsmogelijkheden op korte termijn, zoals het streven om bij ‘subsidiescholen’ na 1 jaar al een trendbreuk te bewerkstelligen. Het versterken van de basisvaardigheden vergt een duurzame, langjarige aanpak, zoals ook de Onderwijsraad heeft aangeven. Om duurzaam de basisvaardigheden te versterken hebben scholen op de eerste plaats behoefte aan actuele en duidelijke kerndoelen en examenprogramma’s, en examens die representatief zijn voor de kennis en vaardigheden die het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt vragen, zodat helder is wat leerlingen moeten kennen, kunnen en ervaren. Voor de VO-raad ligt de allerhoogste prioriteit op dit moment bij de herziening van het curriculum en een goede verankering van het referentiekader taal en rekenen hierin.

Meer grip vanuit politiek op het ‘hoe’

Uit het debat bleek duidelijk dat de politiek meer grip wil hebben op de wijze waarop de scholen het onderwijs aanbieden en de leraren lesgeven. Zo hield de VVD een pleidooi voor meer overheidsbetrokkenheid bij de lerarenopleidingen in de vorm van een voorgeschreven landelijk curriculum en een eindtoets pabo. Ook is er uitgebreid gesproken over het belang van de inzet van wetenschappelijk onderbouwde methodes of effectieve interventies en het - via de route van het toezicht of de bekostiging - afdwingen hiervan. De VO-raad onderstreept het belang van kennisgedreven werken in de sector en merkt dat hier veel draagvlak voor is. Gefundeerde keuzes op basis van een visie op onderwijs en een goed – cyclisch - systeem van kwaliteitszorg, zijn belangrijke ingrediënten voor een succesvolle aanpak. Het afdwingen van de inzet van effectieve interventies vinden we echter een onwenselijke route die naar ons idee contraproductief uitpakt. Naast het feit dat dit vergaand ingrijpt in het werk van de professionals, is er zeker op het terrein van de basisvaardigheden voor het voortgezet onderwijs nog nauwelijks aanbod voor effectieve interventies. Er is daarom juist veel onderzoek nodig of interventies of methoden in de onderwijspraktijk daadwerkelijk effectief zijn of kunnen worden. Ook is de wetenschap niet altijd eensluidend over ‘wat en wanneer voor wie werkt’. D66 bepleitte juist het investeren in de professionele ontwikkeling van (aankomende) leraren (‘beter een ‘dikke’ leraar met een dunne lesmethode dan andersom’). Verschillende fracties erkenden ook dat de wetenschap niet altijd eenduidig is, en gaven aan dat het ‘verbieden van ineffectieve methoden wellicht haalbaarder is dan het voorschrijven van bewezen interventies’. De minister zegde toe dit laatste nog voor de zomer te willen verkennen.

Proefballon Inspecteur Generaal

Veel fracties gaven bij hun inbreng aan de mening van de minister te willen horen over het pleidooi van Alida Oppers over het verplicht stellen van een voldoende voor Nederlands voor het diploma. Wiersma gaf aan open te staan voor het idee, maar wel in de juiste volgorde te willen werken. Eerst duidelijke kerndoelen voor Nederlands en wiskunde, deze vervolgens vertalen naar betere (centrale) examens en dan ook kijken naar slaag/zakregeling. De VO-raad ziet ook dat er veel en aanhoudend kritiek is op het huidige CE Nederlands en deelt de zorgen van de minister dat dit een potentieel struikelblok wordt voor bepaalde leerlingen, zoals eenzijdig cognitief begaafden, leerlingen met dyslexie of leerlingen die zich Nederlands als tweede taal eigen hebben moeten maken. Bovendien zijn – in de vorm van de kernvakkenregeling – de eisen aan de eindstreep in het verleden al aangescherpt en die druk wordt door leerlingen ook nu al – zelfs met enige compensatiemogelijkheid - stevig gevoeld.

Periodiek curriculumonderhoud

Van Meenen (D66) trapte tijdens het debat op de rem ten aanzien van het voorstel van de minister voor het inrichten van een systeem voor periodiek curriculumonderhoud en riep op om ook niet op korte termijn een permanente curriculumcommissie in te stellen. Eerst zou de huidige herziening afgerond moeten zijn, en pas op basis van de ervaring/evaluatie een volgende stap te zetten. Wiersma gaf aan dat hij nu een commissie wil om dat proces in goede banen te leiden. De minister wil een minder groots en meeslepend proces dan de ‘bevallingen’ die Onderwijs2030 en curriculum.nu zijn geweest en komt volgend schooljaar met een voorstel naar de Kamer.

Moties

Om hun pleidooien kracht bij te zetten zijn tijdens het debat verschillende moties ingediend. Deze moties zijn inmiddels in stemming gebracht. Voor alle moties – met uitzondering van de motie van Van Meenen (D66) waarin basisvaardigheden beperkt zouden moeten blijven tot taal en rekenen – bleek een meerderheid te zijn. De motie van Peters waarin de minister wordt verzocht om ‘bij de aanpak van het verbeteren van de basisvaardigheden goed leiderschap te vertonen en ervoor te zorgen dat dit masterplan een gedragen plan van de hele sector wordt en niet slechts leidt tot verdeeldheid, het afschuiven of afnemen van verantwoordelijkheden en vingerwijzen’ heeft de minister direct overgenomen en kan ook de VO-raad van harte onderschrijven.

Dit artikel is woensdag 31 mei geüpdatet.