Ministers: aanpak voortijdig schoolverlaten verbreden naar groep minder zelfredzame jongeren
11 maart 2018
Tussen 2002 en 2017 hebben scholen en gemeenten het aantal jongeren dat zonder startkwalificatie de school verlaat, weten terug te brengen van 71.000 tot 23.793. Het kabinet wil het aantal voortijdig schoolverlaters verder reduceren tot maximaal 20.000 in 2020. Hierbij is vooral nog aandacht nodig voor een groep kwetsbare jongeren, die door uiteenlopende complexe problematiek - zoals een beperking of lastige thuissituatie - nog moeilijk een startkwalificatie kunnen behalen. Zij hebben een extra steun in de rug nodig in hun schoolcarrière en bij het vinden en behouden van werk.
Integrale aanpak
Het kabinet roept scholen en gemeenten op om zich in hun gezamenlijke aanpak van voortijdig schoolverlaten specifiek te richten op deze groep jongeren. ‘De stevige samenwerking tussen scholen en gemeenten van de afgelopen jaren is zover, dat deze verbreed kan worden naar een integrale aanpak voor alle minder zelfredzame jongeren’, aldus de ministers in hun Kamerbrief.
Om de samenwerking in de regio structureel een extra duw in de rug te geven, is het wetsvoorstel ‘Regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie’ ingediend. Dit wetsvoorstel beoogt dat alle (minder zelfredzame) jongeren van 12 tot 23 jaar zonder startkwalificatie optimaal ondersteund worden bij het behalen van een diploma en de overstap naar het vervolgonderwijs en/of arbeidsmarkt, dankzij een sluitend regionaal vangnet. Op 15 maart debatteert de Tweede Kamer over het wetsvoorstel.
Een van de maatregelen uit het wetsvoorstel is dat de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) de taak krijgt om (oud-)leerlingen uit het praktijkonderwijs (pro) en voortgezet speciaal onderwijs (vso) tot 23 jaar ook te volgen als ze al een baan hebben. Tot dusver werden alleen de jongeren zonder baan gemonitord.
Samenwerking pro-mbo
In het bestuursakkoord met de mbo-sector hebben de ministers daarnaast afgesproken dat de ondersteuning van kwetsbare jongeren in het onderwijs en bij de doorstroom naar vervolgonderwijs of werk, een speerpunt voor elke mbo-school is.
Minister van Engelshoven en minister Slob willen ook de samenwerking tussen het praktijkonderwijs en het mbo bevorderen om de overstap van leerlingen naar het mbo gemakkelijker te maken. Pro-leerlingen vinden het soms lastig de overstap naar de entreeopleiding in het mbo te maken en lopen het risico om uit te vallen. Het onderzoek ‘Doorstroom naar het mbo van jongeren uit praktijkonderwijs, vmbo-b en vso’ laat zien welke mogelijkheden tot verbetering er op dit gebied zijn. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het evaluatieprogramma passend onderwijs.
De VO-raad vindt het belangrijk dat de samenwerking tussen het pro en mbo wordt bevorderd. De raad wil ook wijzen op de al bestaande mogelijkheid om de entreeopleiding met medewerking van het mbo geheel of gedeeltelijk binnen het pro te volgen. Er zijn inmiddels veel voorbeelden van deze samenwerking, waarbij bijvoorbeeld docenten van het mbo lesgeven op een pro-school of docenten van het pro meegaan naar het mbo.
In dit kader is ook de in de Kamerbrief aangekondigde mogelijkheid voor pro-leerlingen om mbo-vakcertificaten te halen - al dan niet binnen het pro - interessant. Dit biedt leerlingen voor wie het in eerste instantie lastig is om het entree-diploma te halen, een kans om dit eventueel in een later stadium alsnog te doen.
De VO-raad onderstreept dat in de samenwerking pro-mbo altijd het belang van de leerling voorop dient te staan. Niet voor elke pro-leerling is het beter om door te stromen naar het mbo; bij sommige leerlingen past het beter om direct aan het werk te gaan. Binnen het praktijkonderwijs is er ook meer ervaring om hen hierbij te begeleiden.
Sterk beroepsonderwijs
Ook het verbeteren van de aansluiting vmbo-mbo moet een bijdrage aan het verder terugdringen van voortijdig schoolverlaten leveren. In het kader van het programma 'Sterk Beroepsonderwijs' kunnen vmbo-bb leerlingen vanaf 2021 in de regio waar ze naar school gaan een opleiding mbo niveau 2 afronden binnen het vmbo. Het mbo blijft hierbij verantwoordelijk voor de examinering en diplomering. Jongeren hebben zo minder last van twee verschillende onderwijssystemen en kunnen met minder drempels door naar een startkwalificatie. Dit vraagt om goede samenwerking tussen vmbo en mbo in de regio.
Download de Kamerbrief over het verbreden van de vsv-aanpak naar groep minder zelfredzame jongeren