Toename van de reserves in het voortgezet onderwijs
24 november 2022
Sterke afwijking door incidentele middelen
De bij de begroting niet opgenomen hogere rijksbijdragen, het Nationaal Programma Onderwijs en aanvullende subsidies enerzijds en de beperkte mogelijkheden tot besteding als gevolg van corona en het lerarentekort anderzijds zorgden voor een hoger resultaat dan waar in de begroting vanuit werd gegaan. Samenwerkingsverbanden zijn wel in staat geweest tot het verlagen van de reserves.
De Kamerbrief is een tussentijdse rapportage omdat de Inspectie van het Onderwijs sinds 2021 geen afzonderlijke Financiële Staat van het Onderwijs meer opstelt. In plaats daarvan is er een financiële analyse in de Staat van het Onderwijs. Die verschijnt echter pas volgend voorjaar.
Mogelijk bovenmatige reserve
Met de toename van de reserves is ook een toename te zien van het mogelijk bovenmatig (publiek) eigen vermogen. Dat steeg van € 236 miljoen euro in 2020 naar € 363 miljoen in 2021 een toename van € 127 miljoen. Het aantal besturen dat de beschikking heeft over zo’n mogelijk bovenmatig vermogen is gestegen van 120 naar 148. Veel schoolbesturen hebben de nog niet uitgegeven middelen NPO in een aparte bestemmingsreserve geplaatst. Besteding hiervan kan worden verlengd tot en met het schooljaar 2024-2025.
Incidentele middelen onwenselijk
De oproep om daar waar nodig reserves af te bouwen naar een acceptabel niveau is op korte termijn nagenoeg niet te realiseren gezien de huidige ontwikkeling met de vele incidentele middelen en de uitdagingen bij de besteding ervan. Het bevestigt ook de onwenselijkheid van tijdelijke financiering: besturen begroten negatief, maar realiseren positief door met name die niet-structurele middelen. Het benadrukt ook het belang van een evaluatie in aanloop naar 2024 van de in 2020 ontwikkelde signaleringswaarde om te bezien of dit kengetal in deze vorm in de praktijk wel werkt.