Oekraïense leerlingen op ISK Deventer: ‘We weten niet hoeveel leerlingen er na de zomer zijn, dat is heel lastig’
13 juni 2022
Hoe zijn jullie begonnen?
Fura Grol: “In maart hadden we veel gesprekken met de gemeente en ons bestuur. Het ging over zaken als lokalen en meubilair. Daarnaast hebben we nieuwe collega’s aangenomen – gelukkig is hier een goed aanbod –, deden we intakes en begonnen we met de inrichting. De eerste week (eind maart) kwamen er drie leerlingen uit gastgezinnen. Heel fijn om zo klein te starten, zo konden we rustig uitzoeken hoe het werkte, ook met het inpassen van online lessen vanuit Oekraïne. Ondertussen deed ik intakes voor 25 leerlingen vanuit een vluchtelingenopvang. Dus de week daarna werd wel ons startmoment!”
Wist je hoe je het onderwijs zou inrichten?
“Ja, we hebben als ISK natuurlijk onze basisprogramma voor onderwijs aan nieuwkomers. Wij schrikken er niet van als iemand geen Nederlands spreekt of geen dossier heeft. Bij de intake bleek er behoefte aan online lessen uit Oekraïne te bestaan. Wij hebben daar een hybride aanpak voor gekozen: leerlingen mogen kiezen voor e-school, als ze in elk geval ook twee lesuren per dag Nederlands volgen. Dat wijkt af van de reguliere ISK. Wat ook anders was: wiskunde! Wij geven op de ISK alleen rekenen, vaak met pabo-docenten. Dus wiskunde is ingewikkeld, en wiskundedocenten tover je niet zomaar tevoorschijn. Daarnaast wilden de leerlingen ook graag Engels, wat normaal gesproken niet op het programma staat. Het is kortom allemaal net iets anders. Voor homogene Oekraïense klassen hebben we niet bewust gekozen, maar dat liep nu eenmaal zo met die grote instroom. Vandaag start er een vierde klas en die is gemixt, want ondertussen komen er ook nog steeds andere leerlingen binnen. Dus dat is een experimentje.”
En hoe werkt het in de praktijk?
“Opvallend is dat heel veel leerlingen uiteindelijk kozen voor de hele dag Nederlands. Er zijn er nog maar een paar die het online Oekraïense onderwijs volhouden. En nu is het daar zomervakantie, dus het is sowieso gestopt. Natuurlijk hopen de kinderen op terugkeer, maar vaak kan dat nog helemaal niet. Dus met het oog op een langer verblijf in ons land is Nederlands leren zo gek nog niet. Bovendien vinden ze de lessen leuk. Met speelse, actieve werkvormen en contact met docenten. Nederlands leren gaat wel langzamer dan bij andere groepen. Deze leerlingen missen nog een beetje de motivatie om hier iets op te bouwen. Het komt ook omdat we tolken in de klas hebben, in de gedaante van Oekraïense leerkrachten (één docent en één assistent). Dat werkt vertragend voor het leren van de taal, maar sinds hun komst is de sfeer in de klas wel fijner. In de nieuwe, gemengde klas gaan we vooralsnog niet met een tolk werken.
De klassendocenten en mentoren zijn allemaal nieuw, ook veel parttimers. Daarnaast gebruiken we de ruimte die onze bestaande vakdocenten hebben: zo bieden we ook techniek en verzorging aan. Drama en muziek krijg ik helaas niet geregeld voor onze nieuwste klas, maar onze creatieve leraren doen gelukkig heel leuke dingen in hun lessen. Wat ook mooi is: een school wil een sportdag voor ze organiseren op een zaterdag en een musicalvereniging heeft ze uitgenodigd om naar de musical te komen kijken. We weten nog niet of zulke buitenschoolse activiteiten werken, maar dat soort dingen komen wel op ons af.”
Hoe gaat het met de kinderen?
“De Oekraïense docenten horen van de leerlingen hoe ze zich voelen en vertellen ons dat ze de school een fijne plek vinden en dat de manier van lesgeven hun bevalt. Zelf nemen wij natuurlijk de dynamiek in de klas waar en zien we dat het ook qua gedrag wel een bijzondere doelgroep is. Ze vertonen meer pubergedrag dan de meeste vluchtelingenleerlingen, misschien omdat ze uit een vergelijkbare samenleving komen. Daar moeten we dus wat meer op sturen. Ook zien we dat ouders erg gefocust zijn op werk en minder op aanwezigheid en begeleiding voor het kind. We zijn nu aan het uitzoeken welke zorg- en opvoedingsvragen er zijn. Daar willen we ons eigen zorgsysteem voor inschakelen, maar ook de hulpvormen die (goed) geregeld zijn bij de vluchtelingenopvang, zoals de GGD en Team Toegang Jeugd Deventer. En de schoolarts komt. We zijn nu in het stadium dat we kijken: wat voor kinderen hebben we in huis we en wat hebben ze nodig?”
Hoe gaan jullie na de zomervakantie verder?
“Dan willen we echt een wiskundedocent inschakelen! En we gaan ook wel het Engels voortzetten, hoewel dat niet móet van de minister. En de mogelijkheid van e-school blijft bestaan, waarbij we natuurlijk een ander programma bieden als ze daar niet voor kiezen. We wachten nu op meer duidelijkheid over de spoedwet (een wet die OCW heeft opgesteld met hierin aanvullende bepalingen en uitzonderingen voor tijdelijke onderwijsvoorzieningen voor Oekraïense vluchtelingen, red.), met handvatten voor de scholen. De vraag is: moeten we doorgaan met het aangepaste onderwijs zoals we dat nu hebben opgebouwd of gaan we over op de gewone ISK-manier? Behalve over het programma heerst er ook onzekerheid over de leerlingenaantallen. We hebben geen idee hoe die zich zullen ontwikkelen, en dat is risicovol voor een school. Per klas gaan er ongeveer twee leerlingen terug, horen we. Maar wat doe je dan met je personeel? Het is nu al heel pittig om alle nieuwe collega’s te ondersteunen. We zijn echt druk met inwerken en het is zonde als je die investering straks zomaar laat gaan. Er komt een nieuwe vluchtelingenopvang in Deventer, maar we hebben geen idee of we straks 50, 30 of 3 leerlingen mogen verwelkomen. De lokalen hebben we in elk geval klaar en we hebben een reservelijst met docenten.”
Wat hebben jullie bereikt in de afgelopen maanden?
“Het is een succes dat dit heel snel gelukt is. Als ik ouders en leerlingen spreek voor de intake zitten de kinderen binnen een paar dagen op school. Dat blijven we doen tot de zomervakantie, wij doen niet aan wachtlijsten. Als ze nu beginnen doen ze nog mee met leuke dingen als een schoolreisje. Ook vind ik het echt mooi hoe de kinderen elke dag allemaal goed aan het werk zijn, dat het gewoon school is. Dat is zo goed voor die leerlingen: dat ze in het nieuwe land zoiets gewoons doen als een paar uur per dag in de klas zitten en even niet piekeren.”