Minister wil meer praktijkgericht voortgezet onderwijs

13 juni 2024

Door ruimte te maken in alle leerroutes in het voortgezet onderwijs voor praktijkgerichte prestaties, wil minister Paul van OCW de waardering van praktijktalenten stimuleren. Dat blijkt uit de Kamerbrief 'waardering praktijkgericht onderwijs en de toekomst van het vmbo' op 7 juni 2024 naar de Tweede Kamer stuurde.

De minister acht het belangrijk dat leerlingen in het funderend onderwijs de kans krijgen zich breed te ontwikkelen en te oriënteren. Praktijkgericht onderwijs hoort daarbij een rol te hebben.

Veel scholen hebben al praktijkgerichte onderdelen in hun programma en vinden die ook waardevol. Uit gesprekken die het ministerie van OCW voerde met scholen, docenten en lerarenopleiders, blijkt dat het moeilijk is om een balans te vinden in het waarderen van praktijkgerichte prestaties ten opzichte van andere leervorderingen die zichtbaar gemaakt kunnen worden met een geschreven toets. Aandachtspunten die daarnaast uit de gesprekken naar voren kwamen waren de organiseerbaarheid en de draagkracht van scholen, docenten en lerarenopleiders.

Om de rol van praktijkgericht onderwijs in het onderwijsprogramma blijvend te versterken zijn al een aantal maatregelen getroffen, zoals de invoering van praktijkgerichte programma’s voor o.a. de theoretische leerweg van het vmbo en het havo. De waardering voor praktijkgerichte talenten en prestaties zou volgens de minister ook op overgangsmomenten en andere momenten in de leerloopbaan van een leerling naar voren moeten komen. De leerling is te smal in beeld op overgangsmomenten. Denk aan de overstap van primair naar voortgezet onderwijs. Het onderzoek naar het meetbaar, zichtbaar en waardeerbaar maken van praktijkgerichte leervorderingen en prestaties in het funderende onderwijs wordt daarom doorgezet.

Pilot impact breder onderwijsprogramma

Het is belangrijk om te kijken naar de potentiële impact van de leerroutes op de waardering van praktijkgericht onderwijs. In dit verband wordt ook de vraag gesteld of er vier verschillende leerwegen in het vmbo moeten blijven voortbestaan. Te veel en te smalle onderwijsleerroutes in de onderbouw van het voortgezet onderwijs brengen het risico met zich mee dat dit geen recht doet recht aan de (brede) capaciteiten van leerlingen. De verwachting is dat het creëren van bredere leerroutes met een breder aanbod uiteindelijk meer recht doet aan de capaciteiten en talenten van alle leerlingen. Hiervoor komt er een pilot die onderzoekt wat het effect is van het verminderen van de leerroutes in de onderbouw van het vmbo, op de rol van praktijkgericht onderwijs. Deze pilot zal in het najaar van 2024 worden uitgewerkt en waarschijnlijk in schooljaar 2025 - 2026 starten.

Werken aan toekomstbestendig vmbo

Er zijn stappen nodig om scholen te helpen het vmbo organiseerbaar en flexibel te houden. Het ministerie wil samen met veldpartijen, uitvoeringsorganisaties en wetenschappers tot aan de zomer 2026 de tijd nemen om verschillende toekomstscenario’s wat betreft de ideale structuur voor het beroepsgerichte vmbo nauwkeurig te beoordelen. Na deze onderzoeksfase zal er een onderbouwd voorstel gedaan kunnen worden voor een organisatiestructuur in het vmbo die toekomstbestendig is.

Examinering praktijkexamens

Het CvTE en Cito heeft de opdracht gekregen om de mogelijkheden tot flexibiliteit in tijd en op inhoud van de praktijkexamens (cspe's) te onderzoeken: hierbij wordt ten eerste gekeken naar de mogelijkheid tot verruiming van de afnamemogelijkheden van de cspe’s en ten tweede naar de mogelijkheid om voor scholen meer inhoudelijke ruimte in te kunnen bouwen zodat de exameninhoud beter aansluit op de lokale context met behoud van gelijkwaardigheid en een landelijke normering.

Vijfjarig vmbo

Het is voor de minister nog geen uitgemaakte zaak of een vijfjarig vmbo een oplossing biedt voor de uitdagingen in het vmbo. Meer onderwijstijd zou bijvoorbeeld betere leeropbrengsten kunnen opleveren en geeft mogelijk ook meer kansen om aan de achterstanden op basisvaardigheden te werken. Een vraag die nog beantwoord moet worden is of dit een generieke maatregel voor alle vmbo-leerlingen zou moeten zijn, of dat hierin keuzes gemaakt kunnen gaan worden. Een andere vraag betreft waar de extra tijd ingezet zou moeten worden: als derde onderbouwjaar of derde bovenbouwjaar. De minister schetst hiervoor vier mogelijke varianten. Hierin een afweging maken laat zij aan een volgend kabinet.