De ervaring is dat nieuwkomersleerlingen na twee jaar in de ISK vaak toe zijn aan een nieuwe schoolomgeving met nieuwe vakken, zo vertelt Lies. “Ze willen verder met hun ontwikkeling en zijn vaak blij dat ze kunnen instromen in het reguliere vo. Het is echter heel logisch dat ze op dat moment nog niet klaar zijn met het leren van de Nederlandse taal. Dit heeft gemiddeld vijf tot zeven jaar tijd nodig. Juist in de rijke leeromgeving van de reguliere school kunnen ze de taal verder leren, kunnen ze tot bloei komen op dit vlak en op andere gebieden. Maar je ziet soms dat scholen het lastig vinden dat deze leerlingen nog niet zo taalvaardig zijn, of dat ze hen daardoor wat onderschatten. Hierdoor stromen relatief veel leerlingen naar bijvoorbeeld het praktijkonderwijs door terwijl een deel daarvan daar niet op hun plek zit. Die keuze is dan puur gebaseerd op het taalniveau van de ISK-leerling en niet op hun kwaliteiten en interesses. Het is dus belangrijk dat vo-scholen zich bewuster worden van de potentie en talenten van deze leerlingen, dat zij, mits ze doelgerichte ondersteuning krijgen binnen en buiten de les, dezelfde mogelijkheden hebben als hun Nederlandstalige leeftijdgenoten.”
Alle scholen zouden moeten nadenken over hoe ze de begeleiding van nieuwkomersleerlingen willen inrichten en NT2-expertise op dit vlak moeten verzamelen, aldus Lies. Waarbij het draait om vragen als: hoe gaat een nieuwe taal leren precies in zijn werk? Hoe kunnen we meer aandacht hebben voor de behoeften van NT2-leerlingen? Hoe zorgen we dat ook vakdocenten weten hoe ze rekening kunnen houden met deze leerlingen en meer taalbewust kunnen lesgeven? En hoe kunnen we nieuwkomersleerlingen extra ondersteuning op maat bieden als het gaat om hun tweedetaalontwikkeling? “Beleid op dit vlak zou structureel ontwikkeld en uitgevoerd moeten worden op alle vo-scholen. Hier ligt een rol voor schoolbesturen en schoolleiders. Zij moeten er ook voor zorgen dat dit geborgd wordt, dit wil je niet van enkele enthousiaste personeelsleden afhankelijk laten zijn.”
Lies noemt hierbij de werkwijze via de Drieslag NT2: om het Nederlands verder te leren in de context van de schoolse leeromgeving heeft de nieuwkomersleerling op verschillende plaatsen ondersteuning nodig. Ten eerste moet er extra aandacht zijn voor taal en woordenschat bij alle zaak- en praktijkvakken (slag 1), vervolgens is in het vak Nederlands extra aandacht nodig voor bijvoorbeeld taalleerstrategieën (slag 2) en tot slot is het van belang dat nieuwkomersleerlingen een vorm van extra taalondersteuning krijgen aangeboden (slag 3). “Dit kan bijvoorbeeld via een coach of bijlesuur, waarbij ze les in woordenschat krijgen en hulp met de zaakvakken. Het kan in kleine groepjes gebeuren, individueel of voor alle anderstalige onderbouwleerlingen samen, na de les of bijvoorbeeld tijdens keuzewerktijd. Belangrijk is wel dat invulling van de extra taalondersteuning zo veel mogelijk aansluit bij de moeilijkheden of behoeften die leerlingen tegenkomen in de zaak- en praktijkvaklessen en dus aansluit bij het onderwijsprogramma.” Het zwaartepunt van de Drieslag NT2 ligt bij de eerste slag, omdat de leerling in de zaak- en praktijkvakken de taal leert die hij of zij nodig heeft in het betreffende vak.
Voordelen voor alle leerlingen
Veel van deze interventies voor NT2-leerlingen zijn ook relevant voor de andere leerlingen op school, voegt Lies toe. “Bezig zijn met NT2-beleid kan een impuls geven aan het gehele taalonderwijs op de school. Alle leerlingen, en met name de leerlingen die in wat meer of mindere mate moeite hebben met taal, kunnen hier baat bij hebben. Rondom de versterking van de basisvaardigheden waar momenteel veel aandacht voor is, is dit eigenlijk een heel logisch verhaal.”
Aanhaken
Het is aan scholen zelf om te bepalen hoe ze dit alles precies inrichten, benadrukt Lies. “Dit kan wel lastig zijn, het kost natuurlijk extra tijd, mankracht en dus geld. Mijn advies hierbij zou zijn: maak een (praktisch) NT2-beleidsplan en blijf daarin dicht bij wat je al doet op school en de ontwikkelingen die gaande zijn. Alle scholen krijgen te maken met instroom van NT2-leerlingen, dus maak het een integraal onderdeel van het beleid. Als er al een taalbeleidsplan is, dan kan daar natuurlijk de verbinding mee worden gelegd. En faciliteer als schoolleiding de docenten die aan de slag gaan met NT2-beleid en dit kunnen aanjagen binnen de school. Naast effectieve interventies kiezen, is dat de belangrijkste succesfactor.”
Lies heeft daarnaast nog een tip voor scholen die werk willen maken van bovenstaande: zoek de samenwerking op met de ISK. “ISK-docenten kunnen kennis overdragen over de leerlingen in de vorm van een warme overdracht. Het komt nog te vaak voor dat een vo-school veel te weinig informatie heeft over een NT2-leerling die instroomt. Daarnaast is het ook goed om van elkaar te weten wat je aan het doen bent, zodat de ISK de leerlingen bijvoorbeeld goed kan voorbereiden op een aantal reguliere vakken in het vo. Denk daarbij aan de schooltaalwoorden en het lezen van schoolboekteksten die veel voorkomen in het vo. En je kan dan ook regelen dat leerlingen in het tweede ISK-jaar al een aantal vakken kunnen volgen op de reguliere school. De vo-scholen kunnen zo al kennismaken met de leerlingen en nadenken over de vraag wat zij nodig hebben en hoe ze hen kunnen ondersteunen. Voor de NT2-leerlingen is het voordeel evident: ze kunnen dan al kennismaken met de nieuwe school, de vakken en hun klasgenootjes. Op die manier verloopt hun overstap geleidelijk en hebben ze tijd om te wennen aan de nieuwe fase in hun schoolloopbaan.”
LOWAN is een goede bron van kennis en ondersteuning voor scholen op dit vlak, voegt Lies toe. “In samenwerking met LOWAN hebben we handreikingen met video’s ontwikkeld voor scholen en docenten die nieuwkomers ondersteunen in hun verdere taalontwikkeling. Deze staan op de LOWAN-website en zijn gratis beschikbaar. Als ITTA begeleiden we vo-scholen bij de ontwikkeling van NT2-beleid en de implementatie van de Drieslag NT2. We hebben ook een professionele leergemeenschap rond deze thematiek ondersteund, bij een school die een NT2-kring had opgezet voor docenten van verschillende onderwijsrichtingen. De kennis verspreidt zich zo als een olievlek binnen de school of het scholenveld in de regio.”
Er is dus veel ondersteuning beschikbaar, en investeringen op dit vlak hoeven niet heel groots of ingewikkeld te zijn, wil Lies de scholen nog meegeven. “Maar wat je ermee bereikt voor nieuwkomers- én andere leerlingen, dat is vaak wél groots.”
Meer praktijkvoorbeelden |